het gepubliceerde of ongepubliceerde werk van Lorentz voor en is om die reden dus van groot belang. Een tweede belangrijke passage uit de brief van Lorentz heeft betrekking op de relativi teitstheorie. Deze door Einstein in 1905 opgestelde theorie vertoont weliswaar wiskun dig grote overeenkomsten met de elektronentheorie, maar berust op geheel andere uit gangspunten. Het begrip absolute beweging, opgevat als beweging ten opzichte van een rustende ether, dat bij Lorentz een zo grote rol speelt, komt bij Einstein niet voor. Zijn theorie is gebaseerd op de opvatting dat alleen relatieve beweging, dat wil zeggen bewe ging van stoffelijke lichamen ten opzichte van elkaar, een zinvol begrip is. Met het ver vallen van de zinvolheid van het begrip absolute beweging was voor Einstein ook de ether een overbodig begrip geworden. Hoewel Lorentz het met Einstein eens was dat het onmogelijk was beweging ten opzichte van de ether experimenteel aan te tonen - dat volgde immers ook uit zijn theorie - heeft hij zijn geloof in de realiteit van de ether nooit willen opgeven. Ondanks zijn bewondering voor het werk van Einstein, waarvan hij de mogelijke juistheid nooit heeft ontkend, bleef hij de voorkeur geven aan zijn ei gen theorie, met de daarbij behorende interpretatie. In tal van artikelen en voordrach ten verdedigde hij zijn standpunt tegen dat van Einstein. Ook de brief uit 1915 is voor een gedeelte aan deze verdediging gewijd. Lorentz brengt een aantal argumenten van strikt natuurkundige aard naar voren die hij al eerder had geformuleerd en die hij ook later nog verscheidene malen zou herhalen. Maar aan het eind van zijn brief verlaat hij in het vuur van zijn betoog het gebied van de natuurkunde en waagt hij zich aan specu laties. Dat hij zich hiervan goed bewust is blijkt uit de opmerking, die hij aan zijn spe culaties vooraf laat gaan: 'Ik voeg het volgende tussen haakjes toe, omdat ik daarmee de grenzen van de natuurkunde overschrijd.' Vervolgens voert Lorentz een 'wereldgeest' ten tonele, die zich over een groot gebied in de ruimte zou kunnen uitstrekken. Hij probeert aannemelijk te maken, dat een derge lijke wereldgeest in staat zou zijn een onderscheid te maken tussen absolute rust en ab solute beweging. Met behulp van het volgende argument probeert hij dan een verband te leggen met de menselijke geest: 'Hoewel wij nu niet dergelijke wereldgeesten zijn, hoeven wij daarvan toch niet zo hemelsbreed te verschillen, wanneer wij ons aan de gebruikelijke opvatting van 'geest' en 'lichaam' houden. Volgens deze opvatting moeten wij namelijk de in de hersenen plaatsvindende materiële processen voelen, en omdat men moei lijk kan zeggen, dat de geest in een bepaald punt van de hersenen zetelt, lijkt het erop, alsof de geest werkelijk kan voelen wat zich op verschillende plaatsen in de hersenen afspeelt...' Hieruit zou dan volgens Lorentz volgen dat ook wij in staat zouden zijn een onder scheid te maken tussen absolute beweging en absolute rust. Ik ben niet op deze passage ingegaan omdat ik het argument van Lorentz zo overtui gend vind - integendeel, het doet wat naïef aan. De reden is dat dit naar mijn beste we ten het enige voorbeeld is van een uitspraak van Lorentz die men 'metafysisch' zou kunnen noemen. Lorentz was dan ook een voorzichtig en terughoudend man die alleen stellige uitspraken deed wanneer hij geheel zeker van zijn zaak was. Dat de zojuist geci- [76] teerde passage voorkomt in een brief aan Einstein is overigens in overeenstemming met het feit dat er een zeer nauwe persoonlijke band tussen Lorentz en Einstein bestond. Het zal u, na wat ik heb verteld niet verbazen dat de brief van Lorentz in kringen van wetenschapshistorici grote belangstelling heeft gewekt. Omdat de mij ter beschikking staande tijd beperkt is zal ik het hierbij laten. Ik ben me ervan bewust dat ik u niet meer dan een indruk heb kunnen geven van het belang van de Collectie-Lorentz. Maar meer dan dat is ook niet mogelijk bij een dergelijke rijke col lectie, die bovendien nog lang niet uitputtend is bestudeerd. Vooral in de wetenschap pelijke aantekeningen zijn voor toekomstige onderzoekers nog veel ontdekkingen te doen. Ik ben ervan overtuigd dat de met grote zorg en precisie samengestelde inventa ris, die vandaag ten doop wordt gehouden, daarbij een onmisbare steun zal zijn. [77]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1983 | | pagina 41