langrijke verandering in het leven van Lorentz teweeg. Niet alleen ontmoette hij vele van zijn Duitse collega's, maar bovendien kwam er een einde aan zijn teruggetrokken bestaan: na 1898 ging er bijna geen jaar voorbij waarin hij niet naar het buitenland reis de om een congres te bezoeken of om voordrachten te houden. Bij deze ommekeer speelden de goede ervaringen die Lorentz in Düsseldorf had opge daan zonder twijfel een grote rol. Hoezeer hij van deze bijeenkomst had genoten kun nen we lezen in een artikel van een van de dochters van Lorentz. Ze schreef: 'Zelden heb ik mijn vader zo opgewekt gezien als na zijn terugkeer van dit con gres.' Dat Lorentz het congres bijwoonde is stellig mede te danken aan de aandrang waarmee juist de door Lorentz zeer bewonderde Boltzmann hem uitgenodigd had. In tegenstelling tot de Lorentz-Boltzmann brieven hebben de brieven die Albert Einstein aan Lorentz schreef al vanaf 1929 deel uitgemaakt van de Collectie-Lorentz. Ook de meeste brieven van Lorentz aan Einstein zijn bewaard gebleven. Ze bevinden zich zelfs in Nederland, in het Museum Boerhaave in Leiden. Hoewel deze briefwisse ling al vele malen onderwerp van onderzoek is geweest, is één zeer interessante brief lange tijd aan de aandacht ontsnapt. Het betreft een concept-brief van Lorentz die zich tussen de wetenschappelijke aantekeningen bevindt en waarvan het bestaan pas door de nieuwe inventarisatie aan het licht is gebracht. Doordat ik, zoals ik al opmerkte, de be schikking had over een kopie van het manuscript van de nieuwe inventaris, heb ik deze brief, die uit januari 1915 dateert, al enkele jaren geleden onder ogen gekregen. Omdat de inhoud ervan zeer belangwekkend is, wil ik deze brief hier graag wat nader bespre ken. Ik zal me daarbij beperken tot het gedeelte van de inhoud dat betrekking heeft op Lorentz' geloof in het bestaan van de ether en op zijn bezwaren tegen Einstein's specia le relativiteitstheorie. Om het belang van dit gedeelte goed tot zijn recht te laten komen is een korte natuurkundige uitweiding noodzakelijk. Het belangrijkste onderdeel van Lorentz' werk heeft betrekking op de theorie van elek triciteit en magnetisme, de elektromagnetische theorie. Uit Lorentz' gepubliceerde werk, evenals uit zijn wetenschappelijke aantekeningen, komt een duidelijke ontwikke ling en verheldering van zijn standpunt met betrekking tot de grondslagen van deze theorie tot uiting. In zijn theorie, waarvan de definitieve versie bekend staat als de elektronentheorie, bracht Lorentz een steeds duidelijker scheiding aan tussen materie enerzijds - de kleine deeltjes, die een lading dragen, en die elektronen werden ge noemd -, en de ether anderzijds - de middenstof, die als drager van de elektro magnetische werking optrad. Zo worden de krachten tussen twee elektrisch geladen deeltjes in deze theorie door tussenkomst van de ether uitgeoefend: het ene deeltje ver andert de toestand van de ether in zijn buurt; die verandering plant zich vervolgens in de ether voort en bereikt tenslotte het andere deeltje, dat de invloed van deze to stands- verandering ondergaat in de vorm van een kracht. De door Lorentz ingevoerde scheiding tussen de veroorzakers van de elektromagneti sche werking (de geladen deeltjes) en de drager van deze werking (de ether) is een bui tengewoon vruchtbaar denkbeeld geweest. Hoe stelde men zich nu de ether voor? Aanvankelijk als een stof, die vergelijkbaar was met de 'gewone' materie, maar langzamerhand bleek dat de ether eigenschappen moest bezitten die in niets leken op de eigenschappen van de gewone materie, zoals volledige doordringbaarheid voor alle materiële lichamen. Uit bepaalde experimenten leek bo vendien te volgen dat de ether volstrekt in rust was en niet door bewegende stoffelijke lichamen kon worden meegesleept. Het gevolg hiervan was dat lichamen die ten opzich te van de ether in rust zijn de invloed van deze ether - en dus de elektromagnetische wer king - op een ander manier moesten ondergaan dan lichamen die ten opzichte van de ether bewegen. De theoretische en experimentele bepaling van de invloed van beweging op elektromagnetische verschijnselen kon dus het bestaan van de ether helpen bevesti gen. Een groot deel van Lorentz' werk is dan ook gewijd aan de studie van de elektro magnetische verschijnselen die zich in bewegende lichamen voordoen. Uit een opmer king in een uit 1902 daterend manuscript, waarin Lorentz een overzicht geeft van zijn werk tot dan toe, kunnen we zelfs opmaken dat de theoretische beschrijving van derge lijke verschijnselen een van zijn hoofddoelen was. Hij schreef namelijk: 'Een van de redenen waarom ik een onderscheid heb gemaakt tussen de rol van de ether en die van de ponderabele [weegbare] materie, was de hoop op deze ma nier het probleem te kunnen behandelen van een lichaam dat in beweging is zon der de ether die het bevat mee te slepen.' Een van de problemen waarmee Lorentz bij het opstellen van zijn theorie te maken kreeg hing samen met de experimenten die tot doel hadden de beweging van de aarde ten opzichte van de ether aan te tonen. Deze experimenten leverden telkens negatieve resultaten op. In een aantal gevallen slaagde Lorentz erin binnen het kader van zijn the orie een verklaring te vinden voor deze negatieve resultaten. Maar in één geval was daarvoor een kunstgreep nodig. Het betrof het experiment van Michelson en Morley uit 1887, waarmee zonder resultaat was geprobeerd de beweging van de aarde ten op zichte van de ether langs optische weg zichtbaar te maken. Lorentz kon de uitkomst van dit experiment alleen met zijn theorie in overeenstemming brengen door het opstellen van een extra hypothese, die hij in een brief aan de Engelse natuurkundige Lord Ray- leigh terecht 'opzienbarend' noemde. De hypothese, die Lorentz in 1892 publiceerde, houdt in dat lichamen, die zich door de ether bewegen, in hun bewegingsrichting een ver korting ondergaan. Het gevolg van het invoeren van deze 'contractie-hypothese' was dat de theorie van Lorentz voorspelde dat de beweging van materiële lichamen - en dus ook van de aarde - ten opzichte van de ether niet experimenteel kon worden aangetoond. Een gedeelte van de concept-brief aan Einstein uit januari 1915 is aan de contractie hypothese gewijd. De aanleiding is een opmerking van Einstein dat de hypothese een ad hoe karakter had, dat wil zeggen, een hypothese was die uitsluitend was opgesteld om de theorie met het experiment in overeenstemming te brengen en die niet bevredigend kon worden gerechtvaardigd. Lorentz verdedigt zijn hypothese door te wijzen op een door hem al eerder naar voren gebracht argument dat berust op een veronderstelde - maar niet bewezen - analogie tussen elektrische krachten en de (toen nog onbekende) krachten die tussen ongeladen deeltjes werken. Maar hij voegt er, enigszins naïef, aan toe, dat hij dat argument pas heeft bedacht na het verzinnen van de hypothese. Deze bekentenis, die in feite een bevestiging is van Einstein's mening, komt verder nergens in [75] [74]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1983 | | pagina 40