Ten aanzien van de financiële administratie zal de inventarisator bedacht moeten zijn op voortdurende wijzigingen in het gevoerde boekhoudsysteem. Ook de kerkelijke boekhouders plegen elkaar te frequent op te volgen. Het verdient aanbeveling de eigen lijke boekhouding (waarvoor dikwijls een afzonderlijke functionaris is aangewezen) te scheiden van alle mogelijke andere registers waarin ontvangsten en uitgaven zijn ge registreerd, zoals registers van vrijwillige bijdragen, collecten, of van uitgaven t.b.v. verbouwingen, orgels e.d. Deze horen thuis in rubrieken als Verwerving van in komsten, Onderhoud of Orgels thuis. De commissie van administratie en beheer, we zagen het eerder, is ingesteld ter ont lasting van de kerkeraad in de uitoefening van bepaalde taken. Maar ook deze commis sie heeft slechts een beperkte capaciteit én beperkt mandaat. Het kan dan ook voorkomen dat er zekere aktiviteiten ontplooid moeten worden die de werkkracht of mankracht van kerkeraad en commissie van beheer te boven gaan, zoals met name de bouw of restauratie van een kerk. De voor de hand liggende oplossing is de instelling van een bouwcommissie, b.v. samengesteld uit leden van de kerkeraad, commissie van beheer en deskundigen uit de gemeente. Zodra het kerkgebouw gereed is zal de commissie gedechargeerd worden en het archief bij de commissie van beheer ge deponeerd. Hield zo'n commissie geen notulen bij, dan wijst de Handleiding in paragraaf 55 on dubbelzinnig de weg: de nalatenschappen van dergelijke commissies moeten worden beschouwd als dossiers, die deel vormen van het archief van het college dat de commis sie tijdelijk in het leven heeft geroepen, dus de kerkeraad, die het archiefje over zal dra gen aan de commissie van beheer welke immers verder met de afwikkeling belast zal zijn. Het is voor de hand liggend, het zijn toch stukken tot stand gekomen ter afwikkeling van een zaak: de bouw van de kerk. Maar hield de commissie wel notulen bij (en naar gereformeerde gewoonte is dat maar al te dikwijls het geval), dan zou volgens dezelfde paragraaf van de Handleiding sprake zijn van een afzonderlijk archief. In alle eerbied bestrijd ik op zijn minst in dit geval de opvatting van het illuster drie manschap. Gereformeerde bouwcommissies en andere commissies ad-hoc, al dan niet notulen houdend, verschillen nogal van notulen of resolutie houdende commissies van de Utrechtse Staten, waarvan het archief in elk geval Muller voor ogen stond. Ook het archiefje van een bouwcommissie, restauratiecommissie e.d. met notulen kan naar mijn mening beter niet als afzonderlijk archief beschouwd worden, en met vaak vele andere in een staart van commissie-archieven aan het eind van de inventaris geplakt worden, maar daarentegen ook als dossier in zijn geheel geplaatst worden in het hoofd archief, 'in te voegen op de plaats, die daaraan logisch in de orde van de inventaris toe komt...'17. De beschrijving zou dan b.v. kunnen zijn: Stukken inzake de bouw van de kerk, 1930-1933; 2 delen en 4 omslagen.' Een nadere specificatie, in de vorm van het hier getoonde, (zie bijlage blz. 45) kan dan volgen. In de toelichtend N.B. kan de aard van de commissie meegedeeld worden. 17 Handleiding paragraaf 53. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor orgelcommissies (voor zover van tijdelijke aard), commissie ter voorbereiding van kerksplitsing, jubileumcommissies enzovoorts. Anders ligt het met permanente commissies, zoals zendingscommissie, evangelisatie commissie, die niet ingesteld zijn ter afwikkeling van een bepaalde zaak, maar een gede legeerde verantwoordelijkheid hebben voor een gedeelte van de taak van de kerkeraad. Dat archieven van verenigingen, clubs, gespreksgroepen etc. - al dan niet onder toezicht van de kerkeraad - gescheiden blijven, zal voor ieder duidelijk zijn. Rest mij slechts nog de kwestie van de afsluiting van het archief. De eerder genoemde Richtlijnen voor het beheer van de regionale en plaatselijke archie ven, vastgesteld door de deputaten voor de archieven van de gereformeerde kerken in Nederland (tweede druk, 1982) adviseren archivalia voor de inwerkingtreding van de nieuwe kerkorde (1 januari 1959) over te brengen naar rijks- of gemeentearchieven. Toch kunnen er andere data zijn die een duidelijker cesuur vormen; voor grote stads kerken b.v. omstreeks 1961, de vorming van wijkkerkeraden, of b.v. splitsing of samenvoeging van plaatselijke kerken. Samenvatting van de verschillen met archieven van Hervormde gemeenten: 1. Grote variëteit in samenstellende kerken. 2. Vooral in de eerste decennia het zoeken naar een organisatievorm; de gemeenten zijn minder gereglementeerd door de relatief grote vrijheid die de Dordtse kerkorde biedt t.o.v. de hervormde reglementen van 1816. 3. De afwijkingen in het goederenbeheer. Vooral na 1886 zijn de kerkeraden huiverig voor te grote zelfstandigheid van de beherende instantie: zo snel als mogelijk is wor den verenigingen Kerkelijke Kas opgeheven, wat vaak met de nodige moeilijkheden gepaard gaat. De commissies van beheer, dikwijls ook niet zonder tegenstand in het leven geroepen, worden voortdurend gecontroleerd en kort gehouden. De kerke raad zelf behoudt de rechtspersoonlijkheid. In de praktijk groeit de Commissie van administratie en beheer toch uit tot een soort kerkvoogdij, zij het met minder com petentie. 4. Het bloeiende verenigingsleven, resulterend evt. in een rijke verscheidenheid van ar chieven en archiefjes. Tenslotte, verwijzend naar de artikelen van Wezel van 1568 besluit ik mijn voordracht, wetend dat de spreker 'zich zal hoeden dat hij niet door al te lang gerekte predikatieën zowel het geheugen van de toehoorder belast als zijn ijver afstompt en de maag met weerzin aantast. Waarom hij zich zal beijveren zijn rede binnen het bestek van een uur te beperken.' En zegt de Prediker niet, dat het einde van een zaak beter is dan haar begin. P. J. Horsman [42] [43]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1983 | | pagina 24