De diakenen vergaderen afzonderlijk, althans wanneer er sprake is van een smalle kerkeraad. Is dit laatste niet het geval, in kleine gemeenten dus, komt het voor dat geen afzonderlijke diakonievergaderingen worden gehouden. De diakenen hebben een eigen, afgebakende taak: zorg voor armen en hulpbehoeven den, in de brede zin van het woord, in feite alles wat maatschappelijke hulpverlening omvat. De naoorlogse stichtingen voor maatschappelijke hulpverlening zijn, voor zo ver ze op christelijke leest geschoeid zijn, doorgaans mede ontstaan vanuit de diako- nieën, waarbij al vroeg op ruime schaal een interkerkelijke samenwerking optreedt. Maar er is meer dan kerkeraad en diakonie: de gereformeerde tegenhanger van de her vormde kerkvoogdij. Wanneer we het beheer der goederen en fondsen bij de gereformeerden chronologisch de revue laten passeren, zien we dat bij de afgescheidenen de zorg voor de kerkelijke goederen en financiën bij de (brede) kerkeraad lag. Afgescheidenen waren trouwens over het algemeen niet bepaald overgeorganiseerd. Op grond van artikel 16 van de Arti kelen van Wesel (1568) zal doorgaans een der diakenen met het daadwerkelijke beheer zijn belast, dan wel is er een kerkmeester aangesteld. De dolerenden kenden de wonderlijke juridische figuur van een afzonderlijke vereni ging ter behartiging van de stoffelijke belangen: de later slecht begrepen Vereeniging De Kerkelijke Kas, welke in feite de rechtspersoon van de kerk vormde. De dolerenden pretendeerden aanvankelijk immers niet een nieuwe kerk te stichten, maar de reforma tie van de Hervormde Kerk ter hand te nemen. Hun afscheiding had een voorlopig ka rakter en erkenning als kerkgenootschap of rechtspersoonlijkheid werd niet aange vraagd. Daarvoor werden afzonderlijke verenigingen opgericht, met landelijk uniforme statuten. Zo'n vereniging vervulde dezelfde functie als bij de hervormden de kerk voogdij, zij het nadrukkelijk ondergeschikt aan de kerkeraad, die bovendien zelf het bestuur ervan kon uitmaken. De leden van de kerk waren tevens leden van de ver eniging. Toen na de verloren processen om het bezit van de kerkelijke goederen, en vooral na de vereniging met de Christelijke Gereformeerde kerken in 1892, de eenwording (plaatse lijk samensmelting genoemd) een feit werd, werden de verenigingen Kerkelijke Kas suc cessievelijk opgeheven en kwam het beheer der stoffelijke zaken weer geheel aan de kerkeraad. Men achtte het met de beginselen van het gereformeerd kerkrecht in strijd, en niet zon der gevaar zoals gebleken was, dat in de gemeente een orgaan naast de kerkeraad be kleed zou zijn met macht die ooit tegen de kerkeraad zou kunnen worden gekeerd.12 Maar de kerkeraad kan bepaalde taken delegeren - en in de tegenwoordige kerkorde is dat expliciet vastgelegd - en één daarvan is de zorg voor de stoffelijke goederen.13 Zo verschijnen successievelijk de financiële commissies, commissies van beheer of hoe ze 12 V. H. Rutgers, De doleantie en de beheersquaestie, in: De Reformatie van '86, gedenkboek bij het halve-eeuwgetij der doleantie. Kampen, 1936, blz. 191. 13 Gereformeerde Kerkorde 1977, art. 40, 99. [38] ook heten mogen, ter uitvoering van een van te voren omlijnd stukje kerkeraadstaak. In de loop der tijd ontwikkelen deze zich vroeg of laat tot volwaardige commissies van administratie en beheer, steeds met een door de kerkeraad opgestelde instructie en ook verantwoording verschuldigd aan de kerkeraad. Zo kan de kerkeraad meer taken delegeren en benoemt hij een evangelisatiecommissie en een zendingscommissie14. Vóór 1892 waren dat zaken die doorgaans door een ver eniging werden behartigd, maar na de vereniging werden deze taken tot die van de kerkeraad gerekend, en zo is dat thans ook vastgelegd in de kerkorde. Tenslotte zal iedere gereformeerde kerk nog gezegend zijn met talloze commissies ad- hoc: ter afdoening van een bepaalde zaak: de bouw van een kerk, aankoop van een or gel, herziening van de liturgie, reorganisatie van het financieel beheer, beroepen van de predikant enz. Of van meer permanente aard, en niet zozeer uitgaande van de kerke raad, maar van de gemeente: verjaardagsfonds, halve-stuiversvereniging, gespreks groepen, vrouwen zendings thuisfront, mannenvereniging, zusterhulp (Martha of Dor cas) enz. Een twintigtal van dergelijke organisaties per gemeente moet niet tot de uit zonderingen worden gerekend. De gereformeerde kerk van Dordrecht kende er in de ja ren '30 niet minder dan 42, de 21 jeugd- en jongelingsverenigingen niet meegerekend. De archieven van dergelijke organisaties kunnen wel, hoewel zelden slechts met een schijn van volledigheid, deel uitmaken van het totale fonds. Wel dragen ze in hoge mate bij tot de kennis van het bloemrijke gereformeerde leven. In de zojuist gepubliceerde inventaris van de kerk van Rijssen zijn 13 archieven/restant-archieven opgenomen. De inventarisatie van gereformeerde kerkarchieven Na het hiervoor geschetste zal het duidelijk zijn dat bij de ordening allereerst de archie ven van de onderscheiden samenstellende kerken gescheiden moeten worden. Dus voor zover aanwezig: De Christelijke Afgescheiden gemeente De kruisgemeente De (gecombineerde) Christelijke Gereformeerde gemeente De Nederduitsch Gereformeerde kerk (dolerend) De (gecombineerde) gereformeerde kerk Binnen elk van deze kerkarchieven zijn dan weer de samenstellende organen te onder scheiden: kerkeraad, diakonie, commissies. Omdat er per kerkgenootschap verschillen zijn te constateren, is het goed deze een voor een de revue te laten passeren. De Afgescheidenen en kruisgemeenten kenden een kerkeraad en soms een afzonderlijk vergaderende diakonie. Ook al vergadert de diakonie niet afzonderlijk, of althans no tuleert zij niet afzonderlijk, dan nog kan zij eigen archief vormen; de diakenen blijven n.l. met specifieke taken belast en houden daarvoor een gescheiden administratie bij. 14 Zie b.v. S. de Haan, Inventaris van de archieven van de gereformeerde kerk van Heerenveen 1851- 1958, Ljouwert 1980, blz. 15. [39]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1983 | | pagina 22