rissen elkaar ontmoeten33. Het in eerste aanleg diplomatische onderzoek door mevr. Kossmann van het oudste Kamper aktenboek leverde een rechtshistorisch en archi- vistisch hoogst belangwekkende studie op. Een andere mediëvist, H.P.H. Jansen, be werkte het Bosch' protocol voor zijn onderzoek naar de landbouwpacht in Brabant in de 14e en 15e eeuw. Beide dissertaties zijn met die van de Leidse gemeentearchivaris Verburgt - de in ons land zeldzame voorbeelden van het in Duitsland tot bloei gekomen onderzoek van de stadboeken. Dergelijke protocollen zijn als rechtshistorische bron vooral van belang bij bestudering over een vrije lange periode. Het onderzoek vergt daarom veel tijd. Een andere reden waarom juristen-rechtshistorici het stadboeken- onderzoek mijden is waarschijnlijk de grote diplomatische en paleografische kennis die vereist is. Uit het voorgaande mag men niet de conclusie trekken dat de rechtshistorische belang stelling zich, evenals vroeger, vooral op de periode vóór 1811, vóór de invoering van de Franse wetgeving en de Franse rechterlijke organisatie, richt. In de eerste plaats valt te noemen het onderzoek van de codificatiegeschiedenis, geïnitieerd en gestimuleerd door De Smidt34. De Staatsregeling van 1798 bepaalde dat er een voor de hele Republiek gel dend wetboek gemaakt moest worden, zowel van burgerlijke als van lijfstraffelijke wet ten als op de wijze van rechtsvordering. Uiteindelijk zijn in 1838 ingevoerd het Burger lijk Wetboek, het Wetboek van Koophandel, de wetboeken van burgerlijke en straf vordering en de wet op de rechterlijke organisatie. Pas in 1886 werd de Franse Code Pé- nal vervangen door het Wetboek van Strafrecht. De periode tussen 1798 en 1838 noemt men wel de codificatieperiode. De geschiedenis van de verschillende ontwerpen sedert 1798 is van belang voor het begrip van de huidige wetsbepalingen, maar vooral voor het inzicht in de denkbeelden over recht en maat schappij in de codificatieperiode. Het voorwoord van deel I van de 'Bronnen van de Nederlandse codificatie' besluit: 'De belangstelling van de juristen voor de 40 jaren die aan de invoering van de codificatie van 1838 voorafgingen is groeiend. In die 40 jaren 33 J.A. Kossmann-Putto, Kamper schepenacten 1316-1354 (Zwolle 1955) (diss. Amsterdam) (Werken Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch regt en geschiedenis 29); H.P.H. Jan sen, Landbouwpacht in Brabant in de 14e en 15e eeuw (Assen 1955) (diss. Amsterdam); J.W. Verburgt, Levering van onroerende zaken te Leiden (diss. Leiden 1930). Vgl. F.F.J.M. Ge- raedts, De ontwikkeling van de gerechtelijke eigendomsoverdracht, en deprotocollatie daar van in het kwartier van Veluwe, 1532-1733 (kandidaatsscriptie Nijmegen, 1971); R. Polak, De levering en bezwaring van onroerende goederen; een onderzoek naar de beoorkonding en re gistratie door het Amersfoortse gerecht in de middeleeuwen (Leusden 1976) (doctoraalscriptie Amsterdam). Zie ook F.F.X. Cerutti, De schepenbank in de Brabantse stad en de overdracht en bezwaring van onroerende goederen, in; Verslag tweede colloquium De Brabantse stad s-Hertogenbosch 1969) 47-87; F.F.X. Cerutti, De rechtsgeschiedenis van de overdracht van onroerend goed in Nederland, in: F.F.X. Cerutti, Hoofdstukken uit de Nederlandse rechtsge schiedenis (Nijmegen 1972) 169-257; R.A.D. Renting, Regestenlijst van de schepenkist- oorkonden uit het rechterlijk archief van Arnhem ('s-Gravenhage 1952) inleiding. 34 J.Th. de Smidt, Codificatie-perikelen (Deventer 1966). [222] gebeurden er op juridisch gebied belangwekkender dingen dan in de eeuw die er op volgde en in de twee eeuwen die er aan vooraf gingen'.35 De geschiedenis van de codificatie van het burgerlijk recht wordt vooral in Leiden beoe fend. De Nijmeegse universiteit werkt aan de geschiedenis van het Lijfstraffelijk wet boek van 1804. De notulen van de in 1870 ingestelde commissie die het Wetboek van Strafrecht ontwierp, zijn in 1976 in facsimile uitgegeven door de Tilburgse sectie straf recht36. De archivaris zal met de uitgave van de bronnen van de codificatiegeschiedenis niet zo veel in aanraking komen. Men maakt wel gebruik van archieven, maar dat zijn voorna melijk enige in het algemeen rijksarchief bewaarde collecties (Van Maanen, Elout, Kemper-Cras enz.) en de centrale regeringsarchieven37. Wanneer echter mede op grond van de codificatiebronnen onderzocht wordt hoe het geldende recht vlak vóór of tij dens de codificatieperiode was, komen uiteraard meer archieven voor onderzoek in aanmerking. Zo maakte Huussen gebruik van de archieven der gewestelijke staten en hoven voor een onderzoek naar de provinciale huwelijkswetgeving 1795-1798, t.b.v. zijn dissertatie over de codificatie van het huwelijksrecht38. Van Nievelt (die de bronnen van de codificatie van het zee- en assurantierecht publi ceerde) heeft zich beperkt tot een analyse van de Amsterdamse en Rotterdamse keuren op dit terrein39. Hij heeft helaas niet nagegaan hoe deze bepalingen werden toegepast, in het bijzonder door de Amsterdamse bank van zeezaken en de bank van assurantiën en avarijen. Overigens had Schöffer reeds eerder een analyse gegeven van de 18e- eeuwse vonnissen in avarij-grosse van laatstgenoemde rechtbank40. Een tweede terrein van rechtshistorisch onderzoek na 1811 brengt ons dichter bij de ar chieven. Ik bedoel de belangstelling van universitaire zijde voor de rechterlijke archie ven van de 19e en 20e eeuw*1. Deze interesse is ontstaan door het werk van commissie X van de Archiefraad, die tot taak had over een vernietigingslijst voor de kanton- gerechtsarchieven te adviseren. Bij dat werk waren de hoogleraren De Smidt, Moorman 35 H. Aa (ed. J.Th. de Smidt-A.H. Huussen), Bronnen van de Nederlandse codificatie sinds 1798, I (Utrecht 1968) [Werken OVR 111, 22] XV. 36 A.J.A. van Dorst, A.C. 't Hart, W. Nieboer, H. de Wit en R.F. Zeeuwen (ed.), Staatscom missie voor de zamenstelling van een wetboek van straf regt 1870/1876, 13 dln. (Tilburg 1976). 37 Vgl. C. van Nievelt, De codificatie van het Nederlandse huwelijksrecht rond 1800, in: TR 45 (1977) 365-368. 38 A.H. Huussen, De codificatie van het Nederlandse huwelijksrecht 1795-1838 (diss. Amster dam 1975). 39 C. van Nievelt, Bronnen van de Nederlandse codificatie van het zee- en assurantierecht 1798- 1822 (diss. Leiden 1978). 40 I. Schöffer, De vonnissen in avarij grosse van de Kamer van assurantie en avarij te Amster dam in de 18e eeuw, in: Economisch-historisch jaarboek 26 (1952-1954) 73-133. 41 O. Moorman van Kappen, Gelderse kantongerechtsarchieven; vernietigings- en inventarisatie problemen, in: NAB 81 (1977) 127-167; De Smidt, a.w. (noot 29), 8. [223]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 64