de in het proces door partijen uitgebrachte conclusies als het ware verwerkt zijn. De uit spraak wordt nimmer gemotiveerd23. De overige processtukken zijn eis, antwoord, re pliek, dupliek enz., getuigenverklaringen, retroacta, kaarten, verslagen van verhoren en gerechtelijke plaatsopnemingen enz. Soms zijn deze als dossier overgeleverd, maar dat is uitzondering. Men dient vooral in het rechterlijk archief zelf te zoeken. Kennis van de procesgang en van de gebruikte terminologie is daarbij onontbeerlijk. In dit ver band verdient een 'bijprodukt' van het Grote Raadproject, het 'Glossarium van oude rechtstermen', aparte vermelding24. Wat de aard van het gebruikte bronnenmateriaal (rechterlijke archieven) betreft, sluit de studie van de geschiedenis van de criminaliteit aan bij het onderzoek op basis van het Grote Raadproject. De criminaliteitsgeschiedenis is in de jaren zeventig in de belang stelling gekomen, ook in internationaal verband25. In 1973 werd in ons land een interdi sciplinaire werkgroep van strafrechtshistorici (juristen, historici, sociologen enz.) opge richt. De belangstelling richt zich in Nederland en daarbuiten vooral op de 18e eeuw. Redenen daarvoor zijn: in die periode wijzigt de strafrechtspraktijk zich onder invloed van veranderende opvattingen over de doodstraf, over de pijnbank enz.; het archief materiaal is completer aanwezig dan in vroeger tijd en geeft minder paleografische problemen26. Het kwantitatieve aspect heeft grote aandacht. Daarvoor zijn lange reek sen bronnen nodig (wat problemen in de studiezaal kan geven!) die kwantitatief be werkt worden: soms jaar voor jaar, soms met steekproeven (bv. elke tien jaar). Te noe men zijn: vonnissen, rekeningen van cipiers en andere gerechtsofficieren, gevangenis- rollen, verhoren (interrogatoriën, confessieboeken), procesdossiers. De verhoren zijn kwalitatief het belangrijkste27. Gewaarschuwd moet worden tegen het gebruik van slechts één bron: men moet de gegevens uit verschillende bronnen uit eenzelfde periode en plaats combineren om een juist beeld te krijgen28. 23 C.L. Verkerk, Onderzoek naar de motivering in rechte bij de Grote Raad van Mechelen in de zestiende eeuw..., in: VMOVR 14/2 (1975) 289-354; P. Godding, La motivation des arrêts du Grand Conseil de Malines au 16e siècle, in: TR 14 (1977) 155-157. 24 M. van Hattum-H. Rooseboom, Glossarium van oude Nederlandse rechtstermen (Amsterdam 1977). 25 Vanhemelryck, a.w., 177-206; Bibliografie strafrechtsgeschiedenis 1973-1978 (uitgave Neder lands Centrum voor rechtshistorische documentatie, Amsterdam, 1978); H.A. Diederiks, Strafrecht en strafrechtspraktijk tijdens de Republiek in het bijzonder in de achttiende eeuw, in: Holland 8 (1976) 99-107; S. Faber, Monumenta of chips? Strafrechtshistorisch onderzoek en het uitgeven van bronnen, in: VM OVR NR 2 (1980) 101-106. 28 L.Th. Maes, De criminaliteit te Antwerpen in de achttiende eeuw, in: BMGN 93 (1978) 324- 325; S. Faber, Strafrechtspleging en criminaliteit te Amsterdam in de achttiende eeuw, in: Holland 8 (1976) 108. 27 Vanhemelryck, a.w., 178; D. Herpin, Een overzicht van de bronnen met betrekking tot crimi naliteit: 's-Hertogenbosch en Lier in de achttiende eeuw, in: BMGN 93 (1978) 210. 28 Herpin, a.w., 223. [220] Dit onderzoek brengt de rechtshistoricus op het terrein van het publieke recht. 'Onmis kenbaar is thans het privaatrecht als prima donna aan het afscheid nemen ,29 zelfs in de 'rechtshistorische bolwerken van het privaatrecht': Leiden en Amsterdam. Naast (en in reactie op) de Leids-Amsterdamse privaatrechtelijke school werd vooral in Utrecht al vroeg aandacht gegeven aan de geschiedenis van het publieke recht en de in stitutionele geschiedenis: jhr. D.G. Rengers Hora Siccama (1906-1942) J.Ph. de Monté ver Loren (1942-1946, 1957-1971) en L.J. Hijmans van den Bergh (1946-1949). Deze Utrechtse school was in Groningen vertegenwoordigd door P.W.A. Immink (1946- 1966). IT Ook B.H.D. Hermesdorf (Nijmegen 1928-1965, Tilburg 1963-1965) kwam uit Utrecht, maar hij ging een andere, meer cultuurhistorische richting uit, al nam daarin de institu tionele geschiedenis een grote plaats in30. De opvolger van Hermesdorf in Nijmegen, O. Moorman van Kappen, komt eveneens uit de Utrechtse publiekrechtelijke school, evenals H. van der Linden die sinds 1971 aan de Vrije Universiteit doceert. Onder leiding van Van der Linden wordt onderzoek gedaan naar het ontstaan en de ontwikkeling van de rechtsgemeenschappen ten plattelande. Dit onderzoek kenmerkt zich door interdisciplinaire en interuniversitaire aanpak.31 Het vroeger door S.J. Fockema Andreae jr. gedomineerde onderzoek van de water schapsgeschiedenis staat weer volop in de belangstelling. J.L. van der Gouw heeft er zelf en met Amsterdamse studenten veel aan gedaan. Ook Van der Gouws opvolger C. Dekker is op dit terrein zeer thuis32. De oorkondenleer is vanouds een terrein waar mediëvisten, rechtshistorici en archiva- 29 J Th de Smidt Oude en nieuwe opvattingen omtrent de wetenschapsbeoefening van het oud- vaderlandse recht, in: Samenwinninge. Tien opstellen over rechtsgeschiedenis geschreven ter- gelegenheid van het tienjarig bestaan van het interuniversitair instituut Nederlands Centrum voor Rechtshistorische Documentatie (Zwolle 1977) 3. Vgl. H. van der Linden, Rechten terri toir; een rechtshistorisch-sociografische verkenning (Assen 1972) 20-31. 30 O. Moorman van Kappen, In memoriam Bernardus Hubertus Dominicus Hermesdorf (Nij megen 1978) 10. 31 Van der Linden, a.w., 4-6; Rechtshistorisch nieuws, nr. 3 (oktober 1978) 34. 32 S. J. Fockema Andreae, Het hoogheemraadschap van Rijnland. Zijn recht en zijn bestuur van den vroegsten tijd tot 1857 (diss. Leiden 1934) en verdere publikaties vermeld in J. Westen berg, Bibliografie van de werken [van] mr. S.J. Fockema Andreae ('s-Gravenhage 1968), met aanvullingen in: NAB 74 (1970) 279-289. Zie verder: H. van der Linden, Zeventuig. De middeleeuwse oorsprong van ons moderne waterschapsrecht in zeven exempels, in: Water- schapschouw (Deventer 1977) 23-58; H. van der Linden, Waterschappen en rechtsbronnen, in: VM OVR NR 2 (1980) 117-124 en de in beide publikaties vermelde werken. [221]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 63