ven het belang van het gemeente-archief. Hij beantwoordde niet aan het beeld, dat de
gewone man heeft van een archivaris. Een man, teruggetrokken op z'n bureau. Muffig,
zoekend naar muffige archiefstukken en zich daarin verdiepend.
Don stond in het volle leven. Dat bleek al in de oorlogstijd, toen hij zwaar in het verzet
raakte, samen met zijn vriend en politieke tegenstander, de gemeentesecretaris Hendrik
Bakker, later gemeentesecretaris van Zwolle en lid van Gedeputeerde Staten van Over
ijssel.
In het Archiefverslag over 1940-1944 lees ik: 'Om politieke redenen was het, na ontvan
gen waarschuwing van de zijde der politie, raadzaam, dat de archiefambtenaar op den
middag van den 12en Juni 1944 zonder verwijl den dienst verliet. Ingaande 6 Juni 1944
werd hij oneervol ontslagen als archiefambtenaar dezer gemeente. Maatregelen ter
voorziening in de vacature werden door de ambtenaren ter secretarie verhinderd.
Na de oorlog keerde hij terug. In 1946 volgde zijn benoeming tot gemeentearchivaris.
Telkens weer werd Don geroepen tot leidinggevende functies. In de archiefwereld en
daarbuiten. Hij was in Kampen van 1946 tot 1971 president-regent van de Verenigde
Gasthuizen. Het Nieuw Kamper Nieuwsblad schrijft over de periode Don als over 'ui
terst belangrijke jaren voor de instelling, waarin een ommekeer teweeg werd gebracht
van een vooroorlogs "armenhuisbeleid" naar een na-oorlogs, modern beleid tot huis
vesting en verzorging van bejaarden'.
Verder deze krant:
'Van het Groene Kruis was de heer Don vele jaren bestuurslid, waarvan tien jaar voor
zitter. Van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek is hij minstens twintig jaar voorzitter
geweest. Van het Provinciaal Overijssels Museum in Zwolle werd hij voorzitter in een
tijd, die om belangrijke en moeilijke sanering vroeg.'
Behalve archivaris was Don ook beheerder van het Stedelijk Museum in de Broeder
poort. Vanuit deze functie voerde hij een uitstekend tentoonstellingsbeleid met vele na
tionale en internationale contacten. Baanbrekend.
Ik keer terug tot de archivaris Don. Van de V.A.N. is hij enkele jaren secretaris ge
weest. Hij is van 1960 tot 1968 voorzitter geweest van resp. de afdeling van Gemeente
en Waterschapsarchiefambtenaren (tot 1961) en van de Vereniging van Wetenschappe
lijke Archiefambtenaren in Overheidsdienst. En hij heeft het goed gedaan. Maar ge
noeg hierover. Ik kom dichter bij huis.
Beiden gereformeerd zaten wij samen in het Deputaatschap voor de archieven van de
Gereformeerde Kerken in Nederland. Het waren fijne, informele bijeenkomsten. En
weer moesten we, eerst onder leiding van Grosheide en later van Renting vechten tegen
de machten. Jaren lang. En daarin vonden we elkaar. In persoonlijke gesprekken kwa
men we elkaar nader.
Wie was Jo Don? Wat hij was heb ik beschreven. Was het belangrijk? Belangrijk is, wie
hij was, wie jij bent. Veel kwam daar niet van naar buiten. Ik zei al, Don kende weinig
twijfels. Maar hij had zo z'n twijfels over het gereformeerde leven, zoals dat reilde en
zeilde. Hij had z'n twijfels over de christelijke politiek. Hij was uitermate critisch in de
ze zaken.
Over zijn persoonlijk gezinsleven sprak hij niet veel. Hij was gelukkig getrouwd. Hij en
z'n vrouw waren gelukkig met hun enig kind, een dochter. Dat zij dit kind in de bloei
[174]
van haar leven hebben moeten verliezen is een verdriet, dat nooit is uitgewist. Ze heb
ben het samen moedig gedragen.
De laatste jaren, nadat we beiden het Deputaatschap hadden verlaten, spraken we el
kaar niet veel meer. We zijn nooit bij hen geweest in Den Haag.
Bij het afscheid van drs. R.A.D. Renting als voorzitter van het Deputaatschap voor de archieven
van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Zittend links de heer J. Don, naast hem drs. Ren
ting. Geheel rechts zit drs. E. Vroom.
Toen was er ineens het afscheid van Renting als voorzitter van het Deputaatschap,
waarover ik boven sprak, in het najaar van 1981Renting had ook de oud-leden van dit
Deputaatschap voor een afscheid in Leusden in het Gereformeerde Centrum daar uitge
nodigd. We verheugden ons erover, dat het doel, waar wij naar hadden gestreefd, was
bereikt. Een archivaris - en wat voor één-was benoemd en in functie: De Kruyter. We
gingen met z'n allen op de foto. We praatten nog wat na. Toen bracht De Kruyter ons
naar het station in Amersfoort. Don stapte in de trein naar Den Haag. Ik in die naar
Zwolle. Niet vermoedend, dat dit het afscheid was voor goed. We zwaaiden elkaar na:
Dag! Voor eeuwig!
Eppo Vroom
[175]