Bijlage III
Beheersvoorschriften
Een groot aantal bouwkundige voorzieningen is nutteloos, wanneer men ze niet goed
gebruikt. Per paragraaf volgen hieronder een aantal.
5.3.1.4. en 9.3.6.3. Indien de toegangsdeur niet in het zicht van de genoemde afdeling
ligt, dient de deur ook tijdens kantooruren op slot te zijn.
5.3.2.2., 5.3.3., 9.3.4.2. en 9.3.5. Ter voorkoming van brand mogen in de archiefbe
waarplaats geen losse papieren voorkomen. Er mag zich geen brandbaar materiaal bin
nen 50 cm vanaf de deur(en) bevinden, wegens het gevaar van vlamoverslag door stra-
lingswarmte (het gegeven komt uit T.N.O.-tests van brandwerende deuren; bij de be
proeving van de deuren wordt geen maximum gesteld aan de oppervlaktetemperatuur
van de van de brand afgekeerde zijde van de deur).
Er mag niet worden gerookt in ruimten waar zich archiefstukken bevinden.
Om waterschade bij brandblussing te beperken moeten alle archiefbescheiden, ook re
gisters, in dozen of afgesloten kasten worden bewaard. Er mogen geen dozen of ar
chiefbescheiden op de vloer worden geplaatst.
7.0.2. Alle meetapparatuur dient regelmatig gecontroleerd te worden op een juiste
werking en aanwijzing. Het minst gevoelig voor ontregeling zijn de gewone kwikther
mometers die dan ook weinig zorg behoeven. Alle andere hygrometers dienen minimaal
elke drie maanden gecontroleerd te worden en zo nodig te worden geregenereerd en
geijkt.
7.1. en 9.3.7. Om de relatieve vochtigheid niet te ontregelen moet schoonmaken uit
sluitend met de stofzuiger worden uitgevoerd (waterputjes ontbreken in de bewaar
plaats). In de bewaarplaats dient de uiterste zindelijkheid te worden betracht.
Alle apparatuur dient meermalen per jaar gecontroleerd en onderhouden te worden
volgens de fabrieksvoorschriften.
7.1.8. en 9.3.7.7. Na vertrek uit de ruimte dient men de verlichting uit te schakelen.
7.2. en 9.3.8. Het kopiëren van archiefbescheiden met hoge lichtsterkte dient zoveel
mogelijk te worden vermeden, daar het licht cumulatief de vezels van de informatiedra
gers aantast. Dit geldt in bijzondere mate voor UV-licht. Men kan voor bezoekers ko
pieën van veelgeraadpleegde bescheiden van éénmaal vervaardigde reprodukties ma
ken.
9.3.6.1. De na selectie voor vernietiging bestemde archiefbescheiden dienen tot het
moment van vernietiging te worden opgeslagen op een zodanige wijze, dat derden er
geen toegang toe hebben.
[172]
Ter herinnering aan Johannes Don, 21 maart 1906-26 februari
1982
Op vrijdag 26 februari 1982 stierf op 75-jarige leeftijd onverwacht de heer Joh. Don,
gemeente-archivaris in ruste van de gemeente Kampen. 21 maart 1906 was hij aan de
oever van de Nieuwe Waterweg geboren.
Wie was Jo Don?
Wat was hij?
Deze vragen zal ik trachten te beantwoorden in het hiervolgende.
Jo Don was een kind van de zee. Zijn bestemming leek vast te liggen. Op zee. Zijn va
der was loods. En een carrière op zee lag ook voor Jo voor de hand. Het is anders gelo
pen. Een geringe oogafwijking maakte hem ongeschikt voor een toekomst op zee. Hij
kwam terecht op het archief. Hoe hij daar terecht gekomen is, is mij onbekend. Je zou
zeggen: verder van zijn oorspronkelijke toekomstverwachting kon hij niet terechtko
men. Zee en archief liggen bepaald niet in eikaars verlengde. Hij werd ambtenaar aan
het archief der gemeente Brielle en vandaar trok hij naar Kampen, waar hij voor het
tijdvak 1 september tot en met 31 december 1927 benoemd werd tot tijdelijk ambtenaar
aan het archief dier gemeente. Aan het hoofd van dat archief stond toen de nu min of
meer legendarische 'Juffrouw' Welcker.
Eén en twintig jaar was Don toen hij naar Kampen kwam. Vijf en zestig jaar toen hij
Kampen verliet en zich, met zijn vrouw, in Den Haag vestigde. Inmiddels was hij in
1946 benoemd tot gemeente-archivaris als opvolger van Juffrouw Welcker. Tot 1 april
1971 is hij het gebleven. Vijf en veertig jaar verbonden aan het gemeente-archief van
Kampen, waarvan ongeveer vijf en twintig jaar als archivaris. Dat is niet een tijd. Dat is
een periode. Voor Don en voor Kampen.
Ik reken het niet tot mijn taak hier te beschrijven de strijd, die Don, zoals ook zovele
andere archivarissen in andere plaatsen en op andere posten hebben moeten voeren te
gen 'de machten'. Bijna iedere archivaris weet daarvan, en als het niet tegen de machten
is, dan is het wel tegen een collega. Het is verdrietig, dit te moeten vaststellen.
Don had z'n strijd. En ging z'n weg. In het conflict met Fehrmann over het Walkate
archief en in het conflict met Fasel over de inventarisatie van het gemeente-archief. Feit
blijft, dat het archief van Kampen is geordend, hoe men ook over de inventaris denkt
en wie ook de auteur is geweest. Fasel weet, wat mijn mening is. En Don wist het ook.
Maar hij week niet. Dat was een karaktereigenschap. Heel duidelijk. Hij zette zijn
koers uit en week niet ter rechter of linker zijde. Twijfels had hij zelden.
Misschien was het daardoor, dat hij in Kampen een positie verwierf, die ver uit ging bo-
[173]