Naast het zwaveldioxyde uit de verbranding ontstaat er in de natuur ook zwaveldi- oxyde door oxidatie in de lucht van zwavelhoudende rottingsprodukten. De natuur lijke zwaveldioxydegrens ligt bij maximaal 5 /rg/m3 lucht terwijl in ons land als jaar gemiddelde in industriële gebieden waarden van 75 /tg/m3 gemeten zijn en maximum concentraties die nog veel hoger zijn. Uit de S02-nota (SOz Beleidskaderplan, Twee de Kamer der Staten-Generaal zitting 1979-1980, nr. 15834) blijkt dat indien er geen maatregelen genomen worden om de S02-uitstoot te verminderen, er in het jaar 2000 hele gebieden in Nederland zullen zijn met meer dan 150 ;tg/m3!! b. Bij de verbrandingen ontstaat naast zwaveldioxyde ook een aantal stikstofoxyden onder meer door de verbinding van stikstof en zuurstof uit de lucht. Evenals zwavel dioxyde kunnen een aantal stikstofdioxyden een zuur vormen met water. Van deze stikstofoxyden is het N02 het belangrijkst. Uit de reactie met water ontstaat, deels door oxidatie, het salpeterzuur, evenals zwavelzuur een zeer sterk zuur. Naast het feit dat salpeterzuur een sterk zuur is hebben wij ook nog te maken met de sterke oxyderende eigenschappen van salpeterzuur. Hierdoor is de schadelijke werking nog veel groter dan die van zwavelzuur. De hoeveelheid stikstofdioxyde in lucht is echter, voor zover het de natuurlijke stikstofdioxyde betreft, nagenoeg te verwaarlozen. Alleen in industriële gebieden en in stedelijke gebieden (veel verkeer) vindt men hoge concentraties, tot meer dan 300 lig/m3, in de lucht. c. Ozon wordt zowel in de hogere luchtlagen door inwerking van UV-straling op zuurstof als wel door industriële processen en verbrandingsmotoren gevormd. Het eerste proces is in letterlijke zin van levensbelang en het levert een ozongehalte in de lagere luchtlagen van 40-80 /tg/m3 op. De ozon die van de industriële processen en van de verbrandingsmotoren afkomstig is wordt meestal pas secundair gevormd. Voor de vorming van deze ozon is het stikstofmonoxyde, NO, verantwoordelijk dat in eerste instantie tot N02 geoxydeerd wordt en daarna onder invloed van zonlucht met zuurstof reageert tot ozon en op nieuw NO. Met koolwaterstoffen worden daarbij radicalen gevormd die uiteindelijk peroxyacylnitraat (PAN) opleveren, een zeer reactief eindprodukt, een stof echter die schadelijker is voor levende organismen dan voor archiefstukken. Ozon echter is wel schadelijk voor de archiefstukken, doordat het als een versneller voor de photo-oxydatie actief is. Gelukkig is de levensduur van een molecuul ozon niet al te groot zodat de concentraties die binnenshuis gevonden worden over het al gemeen laag zijn. d. De koolwaterstoffen in de lucht kunnen aanleiding geven tot vele reacties die scha delijk zijn voor de archiefstukken. Over de invloed is echter nog weinig bekend. Maatregelen Stoffilters dienen om effectief te zijn deeltjes met een diameter van Vi micron en min- [168] der nog tegen te houden. Aangezien men in een archief meestal met een groot gedeelte recirculatie van de lucht werkt is een filter met een effectiviteit van 99,9%, een zoge naamd absoluutfilter, niet nodig doch kan men volstaan met een filter dat 60-80% van de deeltjes van Vi micron uitfiltert. Daartoe kan men droge filters van doek- of vezel materiaal gebruiken (denk om een meetinstrument om de luchtdrukverschillen over het filter te meten, een indicatie voor een goede werking van het filter). De verwijdering van de schadelijke gassen kan geschieden door of een 'watergordijn' voor het wassen van de lucht of door actief-koolfilter. Met de watergordijnen worden alle 'zure' gassen, dus SOz en N02, uit de lucht verwijderd tot minder dan 5% van de waarde in de buitenlucht. Ozon echter wordt niet uitgefilterd. Dit geldt eveneens voor een gedeelte van de koolwaterstoffen. Met filters van actieve kool (norit) worden zo wel zwaveldioxyde als ozon en koolwaterstoffen effectief verwijderd maar het stikstof dioxyde geeft wisselende resultaten te zien. Een bijkomend voordeel van een watergordijn is dat ook zoutzuur en chloriden ver wijderd worden. Het eerdergenoemde PAN wordt weer effectief tegengehouden door het koolstoffilter. Het gebruik van loog in een watergordijn om de zure gassen te bin den moet afgeraden worden gezien de corrosieproblemen en het gevaar van verstop pingen van de verstuivers en ook vanwege het gevaar dat alkali in de archiefruimten komt. WÊM [169]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 37