Toelichting Terzake bestaan in Nederland nog geen normen. Een automatische alarminstallatie kan nuttig zijn. 9.3. Archiefbewaarplaatsen N.B. In de zin van 2.2.2.: Alleen in hoofdstuk 9 wordt met 'archiefbewaarplaats' de ruimte bestemd voor de bewaring van semistatische en statische, nog niet overgebrachte archiefbescheiden bedoeld. 9.3.1. Constructieve eisen 9.3.1.1. (5.1.1.) De vloer, wanden, plafonds en alle daarin aangebrachte voorzienin gen als: deuren, doorvoeringen c.a. moeten een brandwerendheid hebben van ten minste 60 minuten volgens NEN 3884, respectievelijk 3885, indien de bewaarplaats be grensd wordt door (kantoor)ruimten. Indien de vuurbelasting in de aangrenzende ruim te hoger is dan 60 kg/m2, moet de brandwerendheid dienovereenkomstig worden ver hoogd. Indien de genoemde wanden deel uitmaken van de hoofddraagconstructie die nen zij een brandwerendheid op het criterium van bezwijken te bezitten van tenminste 240 minuten. Van de toegepaste materialen en constructies moet een geldig T.N.O.-rapport overgelegd kunnen worden. 9.3.1.2. (5.1.2.) De vloer, wanden en plafonds en alle daarin aangebrachte voorzie ningen moeten waterdicht worden uitgevoerd. 9.3.1.3. (Vgl. 5.1.5.) De vloeren moeten geschikt zijn voor een nuttige belasting van minimaal 5 kN bij gebruik van vaste stellingen met 6 planken op onderlinge afstanden van 35 cm. Bij hogere belastingen dient de draagkracht van de vloer dienovereen komstig te worden aangepast. Toelichting Moderne archiefbescheiden wegen per standaard archiefdoos ca. 5 kg. De belasting zonder de stellingen en de gebruikers bedraagt dus minimaal circa 300 kg. 9.3.1.4. (5.1.6.) Indien een archiefbewaarplaats groter is dan 200 m2 bij een hoogte van 2,50 m (of bij een grotere hoogte, een grotere inhoud heeft dan 500 m3), dan dient deze te worden verdeeld in compartimenten van maximaal 200 m2 bij een hoogte van 2,50 m. Toelichting Deze regel dient mede voor de interne veiligheid van het gebouw. 9.3.1.5. (5.1.7.) De scheidingswanden en alle onderdelen daarvan tussen de in 9.3.1.4. genoemde compartimenten dienen een brandwerendheid te bezitten van 240 minuten volgens NEN 3884 resp. 3885. 9.3.2. Afwerking, diverse bouwkundige voorzieningen 9.3.2.1. (5.2.1.) Vloeren, wanden en plafonds moeten glad, vlak en stofvrij worden afgewerkt; de afwerklaag van wanden en plafonds mag niet dampremmend zijn. 9.3.2.2. (5.2.2.) De vloeren moeten voorzien worden van een slijtvaste afwerking of -afdekking. 9.3.2.3. (5.2.3.) De bijdrage tot brandvoortplanting van de wanden en plafonds van de archiefbewaarplaats moeten voldoen aan klasse 2 volgens NEN 3883. [158] 9.3.2.4. (5.2.4.) De bijdrage tot brandvoortplanting van de vloer van de archiefbe waarplaats dient te voldoen aan klasse 4 volgens NEN 3883. 9.3.2.5. (5.2.5.) Er mogen geen bouw- en afwerkmaterialen worden toegepast, die schade aan de archiefbescheiden kunnen veroorzaken of in de toekomst kunnen gaan veroorzaken; blijken de materialen hieraan later niet te voldoen, dan dienen deze als nog te worden vervangen. 9.3.2.6. (5.2.6.) Door de archiefbewaarplaats mogen geen leidingen gevoerd worden die dienst doen als voedings- of afvoerleiding voor andere ruimten dan de archiefbe waarplaats, ongeacht de aard van die leidingen. 9.3.2.7. (5.2.7.) Al het leidingwerk moet worden uitgevoerd als opbouw. Voedingen naar apparatuur etc. moeten van bovenaf plaatsvinden. 9.3.2.8. (5.2.8.) Binnen de ruimten mag op geen onderdeel van het gebouw en de meubilering condensvorming optreden. Hierbij moet rekening worden gehouden met de normaal te verwachten externe klimaatomstandigheden en met de klimaateisen ge noemd in 9.3.7.1., 9.3.7.2. en 9.3.7.3. 9.3.2.9. (5.2.9.) Ramen zijn in de archiefbewaarplaats niet toegestaan. 9.3.2.10. (5.2.10.) De buitendeuren van het gebouw en de deuren van de archiefbe waarplaats moeten zijn voorzien van insteeksloten met sluitkommen en voorzien zijn van veiligheidsbouwbeslag met boorzekering. Indien de deur naar buiten open gaat, moeten dieveklauwen worden toegepast. 9.3.3. Bouwkundige inrichting 9.3.3.1. (5.3.1.2.) Het laagste toelooppunt van water, wanneer zich de gevallen als omschreven in 9.1.3. sub 3 en 4 voordoen, moet gelegen zijn minimaal 10 cm boven het niveau ter plaatse van waaraf een vrije afloop naar het maaiveld/riolering is verzekerd. 9.3.3.2. (5.3.1.3.) De toegang tot de archiefbewaarplaats dient zodanig te worden ge situeerd, dat bezoekers en niet met de verzorging van archieven belast personeel niet ongecontroleerd de bewaarplaats kunnen binnengaan. 9.3.3.3. In of bij de archiefbewaarplaats dient een aparte ruimte te zijn voor de bewa ring van hooggerubriceerde stukken. Toelichting Zie Beveiligingsvoorschrift-II, 1961. 9.3.4. Brandbestrijding met eigen middelen, preventie, brandmelding 9.3.4.1. (5.3.2.1.) Brandbestrijding In de directe nabijheid van de uitgang(en) van de archiefbewaarplaats en op de plaats het verst verwijderd van de uitgang moeten op een goed zichtbare plaats een draagbaar blustoestel worden geplaatst. Dit moet zijn een koolzuursneeuwblusser met een inhoud van tenminste 6 kg. In de directe nabijheid van de toegang tot de archiefbewaarplaats moet aan de buiten zijde van de bewaarplaats een slanghaspel worden geplaatst, welke voldoet aan het gestelde in het normblad NEN 3211. 9.3.4.2. (5.3.2.2.) Borden met een rookverbod en een verbod om brandbare zaken binnen 50 cm van de uitmondingen van de klimaatbehandelingsinstallatie en van de [159]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 32