7.3. Klimaat, milieu en verlichting in expositieruimten 7.3.1. Indien archiefstukken buiten de archiefbewaarplaats worden geëxposeerd moet dit gebeuren in vitrines waarbinnen de condities zoveel mogelijk overeenkomen met die in de archiefbewaarplaats, waarbij voldaan moet worden aan het in 7.1.2., 7.1.8. en 7.3.3. gestelde. Direct zon- of daglicht dient geheel geweerd te worden. 7.3.2. Bij verlichting met warmte afgevende gloeilampen van buiten de vitrines dienen hitte-absorberende filters te worden aangebracht. De afstand moet zodanig zijn dat: a. het verlichtingsniveau niet boven 150 c.q. 50 Lux komt, afhankelijk van het geëxpo seerde materiaal (zie 7.0.1.). b. de warmtestraling niet in de vitrine doordringt. Binnen de vitrines mogen geen lampen gebruikt worden. 7.3.3. Indien bij de verlichting fluorescentiebuizen worden gebruikt moeten deze wor den voorzien van UV-filters, zodanig dat wordt voldaan aan de eisen gesteld in 7.1.8. De buis mag niet binnen de vitrine worden geplaatst, noch zodanig worden aangebracht dat directe of indirecte warmte-afgifte kan plaatsvinden in de vitrineruimte (dus ook geen geleiding via metalen constructiedelen). 7.4. Klimaat, milieu en verlichting in restauratie-ateliers 7.4.1. De werkplaatsverlichting in het restauratie-atelier vergt voor een goede restau ratie plaatselijk 800 Lux. Deze verlichtingssterkte dient echter regelbaar uitgevoerd te worden. Toelichting Een goede restauratie vergt een duidelijk hoger lichtniveau voor een aantal behandelin gen dan de voorgeschreven grens van 150 Lux. 7.4.2. Het klimaat en milieu moet voldoen aan de eisen onder 7.1.1., 7.1.3. en 7.3.3. Wegens de aanwezigheid van zuurkasten (zie 8, Inrichting) moet men bij de berekening van de hoeveelheid te circuleren lucht in het atelier rekening houden met de afzuiging van de zuurkasten (luchtverplaatsingssnelheid over de opening minimaal 30 m/sec). 8. Inrichting en bijzondere bouwkundige eisen voor restauratie-ateliers 8.1. Algemeen De inrichting van de restauratie-ateliers hangt uiteraard samen met de in het archief aanwezige archiefmaterialen. Daarom worden hier de eisen voor de restauratie-ateliers voor diverse materialen afzonderlijk vermeld. Uitgegaan wordt van de restauratie van papier, boekbanden als zodanig en perkament/leer als zodanig. Restauratie-atelier en fotografisch atelier dienen zo dicht mogelijk bij de archiefbe waarplaats te worden gesitueerd. [154] De vloerbelasting moet berekend zijn op de aanwezigheid van zware apparaten. Toelichting gewicht snijmachine omtrent 1500 kg gewicht bordschaar omtrent 800 kg gewicht papierpers omtrent 1500 kg gewicht schalmmachine omtrent 800 kg gewicht waterbekkens al naar gelang inhoud. 8.2. Papier 8.2.1. Het papieratelier dient te bestaan uit twee afdelingen, een natte en een droge afdeling, gescheiden door een tussenwand met een voldoend grote doorgang om ook grotere objecten van de ene ruimte naar de andere te brengen. 8.2.2. In de droge ruimte dienen voldoende tafels van een voldoend groot formaat aanwezig te zijn om ook grotere stukken te kunnen behandelen. Voor retouchering dient gebruik te kunnen worden gemaakt van noorderlicht. 8.2.3. In de natte ruimte dient een zuurkast geplaatst te worden voor atmosfeer- verontreinigende werkzaamheden. In de ruimte dient een wasbak van 1 Vi x 2 meter ge plaatst te worden met één van korte zijden op de muur. Deze bak moet inwendig een diepte hebben van minimaal 10 cm. De watertoevoer dient te geschieden via een gether- mostatiseerde mengkraan met meerdere aftapmogelijkheden. De bak heeft het in de pa pierrestauratie gebruikelijke model. In de natte afdeling moeten verder minimaal één laboratoriumwasbak aanwezig te zijn, voorzien van een gethermostatiseerd tappunt zodanig geplaatst dat er tafels tegen ge plaatst kunnen worden. 8.2.4. In beide ruimten dienen voldoende elektrische aansluitpunten aanwezig te zijn, zowel 2 als 3 fase met randaarde. Er mogen in beide ruimten geen gasaansluitingen aan wezig zijn. In beide ruimten dient gebruik gemaakt te kunnen worden van plaatselijke afzuiging. 8.2.5. De door de zuurkast en door de plaatselijke afzuiging afgezogen lucht mag niet opnieuw in het luchtcirculatiesysteem worden opgenomen. 8.2.6. Alle ramen dienen voorzien te zijn van een UV-filter om het schadelijke UV- gedeelte van het licht te weren. Ook uit het kunstlicht moet het UV-gedeelte worden weggefilterd. 8.2.7. In het droge gedeelte dient rekening te worden gehouden met de opslag van de benodigde materialen. Deze moet zodanig zijn dat ook grote afmetingen opgeslagen kunnen worden. Eventueel kan een aparte opslagruimte worden gebruikt die in verbin ding staat met het papieratelier. 8.3. Boekrestauratie 8.3.1. Ook in het geval van een boekrestauratie-atelier dient men uit te gaan van een natte en droge ruimte, in dit geval gescheiden door een wand waarin een zogenaamde walk-in zuurkast is opgenomen (oppervlakte zuurkast circa 15 m2), benevens een af- [155]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 30