3.4. Een ontheffing kan worden ingetrokken, indien blijkt, dat zij ter wille van de
goede bewaring van de archiefbescheiden niet gehandhaafd kan worden, dat de reden
waarom zij is verleend, is vervallen dan wel dat een of meer van de voorwaarden waar-,,
onder zij is verleend niet worden nageleefd.
3.5. De besturen van gemeenten, waterschappen, veenschappen en veenpolders, als
mede van organen ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, in
dien deze aan het toezicht van Gedeputeerde staten zijn onderworpen, kunnen van een
beslissing van Gedeputeerde staten als bedoeld in 3.2. en 3.4. bij ons in beroep komen.
Toelichting
De formulering van deze bepalingen is ontleend aan het Veiligheidsbesluit voor fabrie
ken of werkplaatsen en aan artikel 61, eerste lid van het Archiefbesluit.
Overgangsbepalingen
3.6. Voor de op het moment van inwerkingtreding van dit besluit aanbestede en
bestaande rijksarchiefbewaarplaatsen en voor de archiefbewaarplaatsen in 3.2., indien
en voor zover de plannen voor de bouw, verbouwing, inrichting of verandering van in
richting of tot ingebruikneming van gebouwen of gedeelten van gebouwen door Gede
puteerde staten zijn goedgekeurd, wordt geacht voor vijf jaren, ingaande vanaf de in
werkingtreding van dit besluit ontheffing verleend te zijn van de bepalingen van deze
regels.
3.7. Onze minister kan, gehoord de Archiefraad en de algemene rijksarchivaris, deze
ontheffing ten aanzien van de rijksarchiefbewaarplaatsen maximaal drie maal voor tel
kens vijf jaar verlengen.
3.8. Gedeputeerde staten kunnen, gehoord de provinciale inspecteur, genoemd in ar
tikel 22 van de wet ten aanzien van de archiefbewaarplaatsen bedoeld in 3.2. deze ont
heffing maximaal drie maal voor telkens vijf jaar verlengen; aan de verlenging van de
ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden; het gestelde onder 3.4. en 3.5. is
hierbij van overeenkomstige toepassing.
Toelichting bij 3.7. en 3.8.: De bepaling omtrent de voorwaarden, die bij een onthef
fing kunnen worden opgelegd, kan in 3.7. niet worden opgenomen, daar de minister
zichzelf geen voorwaarden kan opleggen; wij mogen er echter van uit gaan, dat een ver
lenging van de ontheffing ook ten aanzien van de rijksarchiefbewaarplaatsen niet zon
der meer zal plaatsvinden.
Toelichting bij 3.6., 3.7. en 3.8.: Deze bepalingen lijken de commissie maximaal finan
cieel haalbaar. Men kan ook alle goedkeuringsbesluiten onmiddellijk vervallen verkla
ren of-andere uiterste voor alle bestaande archiefbewaarplaatsen, goedgekeurd of
niet - een collectieve ontheffing verlenen. Volgens de C.B.S.-publikatie Archieven 1977
zijn er in Nederland ca 700 strekkende kilometers aan overgebrachte of onmiddellijk
over te brengen archieven. Complete nieuwbouw hiervoor zou voor wat de depotruimte
betreft 70.000 m2 a 2.000,vergen, dus 140 miljoen. Capaciteit voor uitbreiding en
voor dienstruimten kan dit getal verdrievoudigen dus 420 miljoen. Daar staat tegen
over een besparing in de toekomst, doordat een herhaling van de achterstand bij con
servering van archiefbescheiden, zoals becijferd in de publikatie van het IVA-Tilburg,
[140]
Het behoud van culturele voorwerpen, 1980, zich niet meer zal voordoen. Deze achter
stand is thans begroot op 70.000 arbeidsjaren a 70.000,—, dus 4,9 miljard. De rele
vantie van deze gegevens hangt ook samen met de beheerscondities. Goede bewaarcon-
dities resulteren in lagere conserveringskosten.
Ingebruikneming
3.9. Ingebruikneming van archiefbewaarplaatsen als bedoeld onder 3.2. mag slechts
plaatsvinden nadat de provinciale inspecteur genoemd in artikel 22 van de Archiefwet
1962 heeft vastgesteld, dat de bouw, verbouwing, inrichting of wijziging van de inrich
ting in overeenstemming is met de door Gedeputeerde staten goedgekeurde plannen; de
inspecteur is hiertoe bij de oplevering aanwezig.
Toelichting
Deze bepaling kan niet worden opgesteld ten aanzien van de rijksarchiefbewaarplaat
sen; zie de toelichting bij 3.7. en 3.8.
4. Situering, algemene eisen
4.1. Kantoorgebouwen met archiefruimten en archiefgebouwen moeten voldoen aan
hetgeen gesteld staat betreffende kantoren (artikel 51 en tabel 5) in de Model brandbe
veiligingsverordening uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
Toelichting
Eind 1982 is te verwachten een NEN-norm (NEN 3895) betreffende kantoorgebouwen.
Als deze van kracht is, moeten de bovengenoemde gebouwen aan deze norm voldoen.
4.2. Voor een archiefgebouw is vereist een mogelijkheid tot uitbreiding van de ar
chiefbewaarplaats. De archiefbewaarplaats, ook bij een kantoorgebouw, moet toerei
kend zijn voor 40 jaren.
Toelichting
Dit voorschrift dient ter voorkoming van kapitaalsverlies; een archiefbewaarplaats
wordt gebouwd voor een groter aantal jaren dan de dienstruimten in een archiefgebouw
of een kantoorgebouw, wegens de specifieke eisen, die er aan gesteld worden. De ar
chiefbewaarplaats, behorende bij een kantoorgebouw is veelal van ondergeschikt be
lang, zodat hier een minder zwaar voorschrift op zijn plaats is. Er is geen bezwaar tegen
tijdelijk de ruimte voor uitbreiding te gebruiken als parkeerterrein.
4.3. Een archiefgebouw moet bij voorkeur gelegen zijn in de nabijheid van bestuurs
centra en/of culturele centra als openbare leeszaal en museum.
4.4. Een kantoorgebouw met archiefbewaarplaats en een archiefgebouw moeten goed
bereikbaar zijn per openbaar en particulier vervoer, alsmede toegankelijk zijn voor in
validen.
4.5. Een archiefgebouw dient te worden voorzien van het blauwwitte schildje als be
doeld in de Haagse conventie van 1954.
Toelichting
Dit schildje is te verkrijgen bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg te Zeist, ar-
[141]