nen of nog worden voorbereid.21 Hier dient wel te worden opgemerkt dat de codicogra- fische activiteiten sterk gebonden zijn aan de beschikbare financiële en personele mid delen. 3) Het documenteren van het handschriftelijk materiaal is van groot belang voor ge schiedenis en behoud van de manuscripten. Men notere steeds wie een stuk heeft ge raadpleegd, welke correspondentie erover gevoerd is, welke publicaties er zijn versche nen en wanneer het handschrift eventueel is gerestaureerd. Het is niet onverstandig de handschriften op enigerlei wijze fotografisch vast te leggen. Men kan het documentatie materiaal het beste verzamelen in dossiers per handschrift of groepen handschriften. 4) Op het terrein van conservering zou een goede samenwerking tussen onderzoeker en archiefbeheerder vele vruchten kunnen afwerpen. Daarbij zij vooral gedacht aan de restauratieproblematiek. Een handschrift kan tijdens de restauratie heel wat codicolo- gische gegevens opleveren, omdat dan het boek meestal in zijn kleinste onderdelen zichtbaar wordt. Vandaar dat het voor de onderzoeker van belang is, indien er een goed restauratierapport wordt opgemaakt. Het maken van restauratierapporten22 zou ver plicht gesteld moeten worden. Ook voor een eventueel toekomstig herstel is een goede verslaglegging van de restauratie van groot belang. Indien mogelijk zouden de rappor ten uniform moeten worden opgesteld en aangevuld met codicologisch interessante ge gevens. De archiefrestauratoren zijn bereid tot een systematische rapportage, maar het is hun klacht dat er vanuit de archiefdiensten niet altijd een even groot interesse voor de restauratieproblematiek aan de dag wordt gelegd. Handschriftfragmenten hebben wat restauratie betreft nog een speciaal probleem. De vraag of men membra disiecta wel of niet moet verwijderen, wordt namelijk nog steeds uiteenlopend beantwoord. Eén prin cipe moge echter bij de verwijdering van handschriftfragmenten buiten kijf staan: het herkomstbeginsel; van handschriftfragmenten moet altijd genoteerd worden van welk archiefstuk ze losgemaakt zijn en op welke plaats ze hebben gezeten. Het bovenstaande zou men kunnen betitelen als aardige beschouwingen en vrome wen sen. Daarom is de vraag naar wat er nu daadwerkelijk zal gaan gebeuren gerechtvaar digd. Vanuit de Nijmeegse universiteit zal de komende jaren worden gepoogd op het gebied van handschriften en handschriftfragmenten in archiefbewaarplaatsen het vol gende te realiseren: 21 Reeds verschenen: J. M. M. Hermans/G. C. Huisman (noot 8); P. Gerbenzon, Membra Disiecta van middeleeuwse latijnse juridische handschriften. Een handleiding voor determinatie, Groningen 1981 Varia Medieavalia 1). In voorbereiding: in Nijmegen wordt gewerkt aan een leidraad voor het beschrijven van hand schriften volgens de Nijmeegse codicografische principes en aan een handleiding voor de iden tificatie van liturgische membra disiectain Groningen wordt door J. M. M. Hermans een boekje over het beschrijven van handschriftfragmenten voorbereid. 22 Voorbeelden van restauratierapporten: G. Lelivelt, 'Documentatie', in: De restaurator 5 (1975), novembernr, pp. 10-14; J. Sterken, 'Een andere documentatiekaart', in: De restaurator 7 (1977), aprilnr, pp. 4-6. [116] 1) Het uitbreiden van de inventarisatie, beschrijving en identificatie van het hand schriftelijke materiaal dat in het Zutphense gemeentearchief berust en een onderzoek van de Zutphense manuscripten die elders worden bewaard. De catalogisering van mid deleeuwse boeken uit de IJsselstad is in het voorjaar van 1980 begonnen. In de periode november 1981januari 1982 werden de eerste onderzoeksresultaten gepresenteerd in de vorm van een expositie, die begeleid werd door een catalogus waaraan zowel weten schappelijk medewerkers als studenten bijdragen hebben geleverd.23 De tentoonstelling gaf vele aanzetten tot verder onderzoek van boekbanden, schrijfactiviteiten in de IJs- selstreek, geschiedenis van oude bibliotheken en de methodiek van het fragmenten- onderzoek. 2) Beschrijving van de handschriftenverzameling van het gemeentearchief Nijmegen. De handschriften van het Nijmeegse archief vormen geen echte collectie, maar zijn te vinden in de oude verzameling van het Kabinet van Oudheden, in het archief der wees huizen en als membra disiecta op de meest uiteenlopende plaatsen. In het kielzog van de manuscripten zullen ook de incunabelen en postincunabelen van het gemeentearchief worden gecatalogiseerd. Oude drukken in archiefbewaarplaatsen zijn net als hand schriften aan te merken als een vergeten groep bronnen. 3) Inventarisatie van middeleeuwse codices en fragmenten in archiefbewaarplaatsen in Gelderland. In november 1981 is hierover gedelibereerd met de Gelderse archivaris sen en de inspecteur der Gelderse archieven. De reacties op het Nijmeegse voornemen waren positief. Het is de bedoeling een gedeelte van de werkzaamheden te combineren met het onderwijs in de codicologie. Voor het verwerken van het geïnventariseerde ma teriaal zal de computer worden ingeschakeld. Dit gebeurt binnen het kader van een ZWO-project over codex en computer.24 Men kan zich afvragen waarom de Nijmeegse universiteit zich nu juist op de Gelderse archieven richt. Het antwoord op deze vraag wordt enerzijds gevormd door het motief van de ontsluiting van nog niet of weinig bekend materiaal, anderzijds door een aantal praktische overwegingen: de Gelderse archieven zijn vanuit de Waalstad gemakkelijk te bereiken en hebben relatief kleine te overziene verzamelingen middeleeuwse hand schriften. In het voorgaande zijn handschriften en handschriftfragmenten in archiefbewaarplaat sen aan bod gekomen. Er is het een en ander te berde gebracht over het belang van deze stukken voor het wetenschappelijk onderzoek, over de nieuwe richtingen in de codico- logische expertise, over de hulp die archiefdiensten kunnen geven bij handschriftenon- derzoek en over de Nijmeegse plannen. Hopelijk zijn de voorstellen niet al te afschrik wekkend overgekomen. Vanuit Nijmegen zal er daadwerkelijke inzet zijn om de aange kondigde plannen ook te verwezenlijken. Indien de archivarissen deze activiteiten 23 Zie noot 19. 24 P. Holager/A. Gruijs/C. H. A. Koster, Producing codicological catalogues with the aid of computers (The PPC Project). A Project Proposal, Nijmegen 1981 KUN Informatica/ Computer Graphics Report nr 28). Zie ook de studie van A. Gruijs en P. Holager in noot 9. [117]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 11