In het vervolg zal nog slechts aandacht worden besteed aan de plaatselijke kerk en aan de klassis. De andere bestuursorganen laat ik verder rusten. II De plaatselijke kerk. 1. Begripsbepaling. De plaatselijke kerk vormt de basis van de Gereformeerde kerkelijke organisatie. 'Vol gens de Gereformeerde opvatting zijn de samenstellende delen (-) de plaatselijke kerken van het kerkverband'.7 Het zal de lezer zijn opgevallen, dat in de twee vorige zinnen werd gesproken van kerk en niet van gemeente. Wat is het verschil tussen deze begrippen? Beide woorden, zegt Bavinck, zijn vertalingen van het griekse ekklèsia en hebben bijge volg dezelfde betekenis: vergadering der gelovigen. 'Hoogstens verschillen zij daarin, dat gemeente meer denken doet aan de gemeenschap der geloovigen onderling, en kerk meer aan diezelfde geloovigen, gelijk zij instituair, onder ambt en bediening des woords, georganiseerd zijn. (Kursivering van mij, d. H.). Beide malen is het dan echter toch diezelfde vergadering van geloovigen, die erdoor aangeduid wordt; slechts het gezichtspunt verschilt, waaruit zij beschouwd wordt'.8 Juist dat verschil in gezichtspunt is voor de inventarisator van wezenlijk belang, omdat hij uitsluitend te maken heeft met de organisatie. Het verdient dan ook aanbeveling om te spreken van de archieven van de plaatselijke Gereformeerde kerk; niet over die van de plaatselijke gemeente. 2. Organisatie en taakuitoefening. ADe smalle en brede kerkeraad. 1. De smalte kerkeraad. Aan de basis van het begrip kerkeraad staat het latijnse woord presbyterium, dat 'kolle ge van ouderlingen' betekent.9 Door de Gereformeerden werd hieraan nog de predikant toegevoegd. De kerkorde beschreef de kerkeraad dan ook als een organisme 'bestaande uit Dienaren des Woords en Ouderlingen'.10 Met andere woorden: de diakenen worden buitengesloten.11 De vergadering van predikant en ouderlingen staat bekend als de smalle kerkeraad. De leiding van de vergaderingen berust gewoonlijk bij de predikant, wiens verdere werk zaamheden buiten het kader van deze beschouwing vallen. De praeses wordt terzijde 7 Jansen, blz. 10. 8 Bavinck, H., Gereformeerde Dogmatiek, vierde deel, Kampen, 19183, blz. 321. 9 Jansen, blz. 138. 10 Feringa, J. H. en J. Hessels, Kerkenordening van de Gereformeerde kerken in Neder land Kampen, 1897. (Te citeren als: kerkorde), artikel 37. 11 Op deze regel bestond één uitzondering: 'En waar het getal van de Ouderlingen klein is, zullen de Diakenen door plaatselijke regeling mede tot de Kerkeraad genomen kunnen worden; hetgeen altijd geschieden zal, wanneer dit getal op minder dan drie is bepaald'. Kerkorde, artikel 38. [38] gestaan door een skriba, die de notulen opmaakt en de korrespondentie verzorgt. Tot de taak van de smalle kerkeraad behoren onder meer: - de regeling van de dienst des Woords en van de katechisaties - de uitoefening van de kerkelijke tucht - de toelating tot de Doop en het Avondmaal - de afvaardiging naar de klassis - de behandeling van de ingekomen stukken die op het kerkelijke leven betrekking hebben. 2. De brede kerkeraad. In veel plaatsen is het in de loop der tijd gebruikelijk geworden, dat de predikant(en) en de ouderlingen op gezette tijden met de diakenen vergaderen. Men spreekt dan van de brede kerkeraad. Voorzitter van dit kollege is de predikant; het sekretariaat is in han den van de skriba. (Zie de vorige paragraaf). De brede kerkeraad houdt zich onder andere bezig met de navolgende zaken: - het opmaken van dubbeltallen voor de verkiezing van ambtdragers - het opstellen, beoordelen en goedkeuren van de attestaties van inkomende en ver trekkende predikanten - de voorlopige beslissing inzake emiraatsaanvragen - de censura morum12 - het beheer van de kerkelijke goederen, fondsen en inkomsten - het benoemen en instrueren van de kommissie van beheer (zie hierna). Met andere woorden: het gaat hier vrijwel uitsluitend om 'niet-geestelijke' taken. Al leen de censura morum draagt een 'geestelijk' karakter. B. De diakonie De naam diaken is afkomstig van het griekse woord diaconos, hetgeen wil zeggen 'ie mand die dient'. In de kerkorde werd de taak van de diakenen aldus geformuleerd: 'Der Diakenen eigen ambt is, de aalmoezen en andere armengoederen naarstiglijk te verzamelen en die ge trouwelijk en vlijtiglijk, naar den eisch der behoeftigen (-) uit te deelen (-) en wel toe te zien, dat de aalmoezen niet misbruikt worden',13 Ik heb al opgemerkt, dat de diakenen in principe geen deel uitmaken van de kerkeraad. Dat voert tot de konsekwentie, dat de diakonie en de kerkeraad afzonderlijke vergade ringen beleggen. De passage die de kerkorde hieraan wijdt laat trouwens aan duidelijk heid niets te wensen over: 'Insgelijks (bedoeld wordt: evenals de kerkeraad, d. H.) zul- 12 In het kerkrecht der Gereformeerde kerken is de censura morum (Latijn: 'toezicht op de ze den') nader bepaald als de wederzijdse beoordeling van de leden van de kerkeraad van hun ambtsbediening, die aan iedere viering van het Avondmaal moet voorafgaan. Zie: Mönnich, C. W. (hoofdredaktie) Encyclopedie van het Protestantisme, Amsterdam/Brussel 1959, blz. 258. 13 Kerkorde, artikel 25. [39]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 22