mogelijkheden van veel van het 19e en 20e eeuwse archiefmateriaal kunnen het nut van de commentaren en hun beperkingen nog nader worden verduidelijkt. Veel van dit materiaal is serieel en komt in de formele inventaris met een slechts relatief korte beschrijving aan bod die de inhoud en de waarde van de bron geen recht doet (en ook niet hoeft te doen). Bovendien blijft het materiaal in de traditionele inventaris min of meer verborgen: wie geen institutionele kennis heeft maar thematisch, onderwerp- gericht vraagt zal het zelf niet gemakkelijk vinden. Die verborgenheid wordt nog ver ergerd door de simpele omstandigheid dat bovendien van veel 19e en 20e eeuwse archie ven geen algemeen verspreide inventarissen beschikbaar zijn. De bronnencommentaren kunnen in deze punten een belangrijke hulp zijn. Het materiaal is ook vaak algemeen aanwezig: dit biedt de mogelijkheid met één enkel bronnencommentaar op een zeer breed front nut te stichten en ook landelijk naar globale inhoud en betekenis toeganke lijk te maken. Eventuele lokale eigenaardigheden kunnen lokaal of centraal toegevoegd worden. Niet zelden maakt het materiaal deel uit van een groter geheel van samenhan gende en elkaar aanvullende bronnen. Verwijzingen, die dit verband aangeven, zijn standaard in de commentaren opgenomen. Tenslotte kan nog worden gesteld, dat het materiaal vaak genormaliseerd is en in formulieren vastgelegd; met name hierdoor krijgt de vorm 'tekst met illustratie' een goede kans. Het probleem van de massaliteit van veel van het materiaal wordt door de bronnencom mentaren niet aangeraakt. Hiervoor blijven traditionele (evt. gecomputeriseerde) nade re toegangen, al dan niet eigentijds, nodig. Mag op grond van deze punten de gedachte aan bronnencommentaren als ontsluitingsmogelijkheid voor veel van de 19e en 20e eeuwse archieven wel als voor de hand liggend beschouwd worden, dan is de volgende beperkende kanttekening nog op zijn plaats. Veel 19e en 20e eeuws materiaal leent zich voor deze vorm van ontsluiting immers minder, of heeft er geen behoefte aan. Men denke aan datgene wat niet gestandaardiseerd of alom tegenwoordig is en, tot op zekere hoogte, aan wat zaaksgewijs geordend is. In dergelijke gevallen is de oplossing wellicht het best te zoeken in de produktie van goed hanteerbare en algemeen beschikbare over zichten van de ontwikkeling van de competenties en organisatie van de verschillende ar chiefvormende instellingen. Men zou zich ook nog de vraag kunnen stellen waarom men niet zou besluiten tot het vervaardigen van expliciet thematische bronnengidsen. Ons inziens zijn er twee redenen om dit niet te doen. Het maken van thematische gidsen is steeds een zeer omvangrijk werk, komt dus traag en moeizaam klaar en levert weinig flexibele produkten. Het vergt bovendien dubbel werk: wat een bron is voor thema A is vaak genoeg ook een bron voor thema B. Aldus is het eenvoudig in te zien dat ontsluiting per bron voorzover die mogelijk is eerst dient te komen. Uit de collectie bronnencommentaren kan desge wenst altijd op een later tijdstip een thematische, bijvoorbeeld een losbladige gids ge construeerd worden. Anders ook dan thematische gidsen zijn de bronnencommentaren gebruiksneutraal, net als de traditionele inventaris. Het gebruikersgeoriënteerde van de commentaren zit hem in het feit dat zij beantwoorden aan de behoefte van de onder zoeker, zich snel en kritisch over de inhoud en de gebruiksmogelijkheden van een indi viduele bron te oriënteren. Zo vormt elk commentaar een hulpmiddel dat de kwaliteit van het onderzoek kan verbeteren ook al doordat als de zaak goed wordt georganiseerd [398] ervaringen van steeds nieuwe gebruikers gemakkelijk kunnen worden toegevoegd. Nu is er bij dit alles een voor de archiefwereld prettige omstandigheid, die men eigenlijk tussen de regels door al heeft kunnen ontwaren. Gebruikersgeoriënteerde toegangen zijn direct in het belang van de archiefdiensten. Ter adstructie zij slechts verwezen naar bijvoorbeeld de Kadastergids of naar de genealogische gidsen bij sommige rijks- en ge meentearchieven. Niet alleen het gemak van de onderzoeker is gediend met informatie ve toegangen die hem direct op weg helpen, ook de met de dienstverlening aan het pu bliek belaste ambtenaren zijn er bij gebaat. Zij mogen betere voorkennis bij de onder zoekers verwachten en hoeven minder en minder vaak uit te leggen: een kwantitatieve ontlasting van de dienst. In ons bijzondere geval - commentaren bij 19e en 20e eeuwse bronnen-komt daar nog bij, dat men zelf het beheerde materiaal en zijn mogelijkhe den gemakkelijker kan leren kennen. Stelt u zich eens voor, dat u allemaal afzonderlijk de geheimen van de hypothecaire en kadastrale archieven had moeten doorgronden, waarvoor u nu een fraaie gids hebt! 5 Bij wijze van conclusie wil ik stellen dat er niet alleen een gemeenschappe lijke taak, maar ook een belangengemeenschap bestaat van onderzoek, onderwijs en archiefbeheer. De belangengemeenschap bevat in algemene termen verhoging van de kwaliteit en de efficiëntie van deze beroepswerkzaamheden en bevordering van histo risch wetenschappelijk actief zijn zowel onder historici als archivarissen. Hoewel de re dactiecommissie de bronnencommentaren niet als de enige oplossing voor het probleem van de nadere toegang kan of wil zien, wil zij u naast de geschetste belangen gemeenschap nog wijzen op een belangrijk psychologisch gegeven, namelijk dat het project bronnencommentaren een prachtige concrete mogelijkheid biedt tot weten schappelijke samenwerking tussen archivarissen en historici. P.M.M. Klep [399]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 8