1.3 Bouwstenen Bij de aan de realisatie van RAPIDE voorafgaande systeemanalyse bleek de invoering van enkele specifieke termen noodzakelijk. Met documentatie-eenheid wordt de kleinste eenheid van als zelfstandig te beschouwen documentatie bedoeld.6 In archief opzicht valt dit samen met de archivalische eenheid, bijv. een dossier, een register of 'stukken betreffende'. Buiten het Archief kunnen als documentatie-eenheid gelden: een boek, een brochure, een periodiek, een affiche enz. De elementen die samen de be schrijving van een documentatie-eenheid vormen, worden kenmerken genoemd.7 Elke kenmerkinhoud wordt door een tweeletterige kenmerkcode geïdentificeerd. Als belang rijkste archivistische kenmerken kunnen worden genoemd: het inventarisnummer (ken merkcode NR), de redactionele vorm (RV), de inhoud (IN), het ontwikkelingsstadium (OS), de datering (DA) en de uiterlijke vorm (UV). Een ander wezenlijk begrip in de RAPIDE-conceptie is dat van de collectie. Het slaat op het geheel van documentatie-eenheden dat als een afzonderlijke, eigensoortige grootheid binnen de KDC-documentatie gezien kan worden. Met betrekking tot de Ar chiefafdeling ligt het voor de hand elk archief of elke verzameling als een dergelijke col lectie te beschouwen. Andere te onderscheiden collecties zijn bijv. de boeken en bro chures, de periodieken, de afbeeldingen, de knipsels enz. Het zal duidelijk zijn dat elk van deze collecties een eigen set kenmerken kan vereisen. De voor een bepaalde collectie vereiste combinatie van kenmerken vormt het record format van deze collectie. Tot dusver is hier alleen sprake geweest van het geautomatiseerd opslaan van (beschrij vende) informatie over op het KDC aanwezig documentatiemateriaal. Omdat de RAPIDE-collecties volledig vrij kunnen worden gedefinieerd heeft van meet af aan ook de mogelijkheid tot het inbrengen van 'feitelijke' data in de bedoeling gelegen. Bij het opzetten van de collecties van deze databank wordt vooralsnog gedacht aan: biografi sche gegevens over personen en instellingen, bibliografische informatie8 of data verza meld in het kader van KDC-onderzoeksprojecten.9 Uiteindelijk worden alle collecties hoe verscheiden ook van aard en oorsprong in één basisbestand opgeslagen. Met het oog op de produktie van registers en op de on-line bevraging worden aan de (traditionele) beschrijving van de documentatie-eenheden een aantal descriptoren als extra kenmerken toegevoegd. Aan de hand van deze termen kan de computer de be schrijving van een bepaalde documentatie-eenheid in een register onder een bepaalde ingang laten verschijnen. Wanneer bij de on-line bevraging een dergelijke descriptor als zoekterm wordt opgegeven, kan de computer de voor deze term relevante documen- 6 Cf. het gebruik van de term 'Dokumentarische Bezugseinheit' bij K.-H. Meyer-Uhlenried, Methodische Grundlagen für die Planung von Informationssystemen (München 1977) p. 13- 19. 7 Cf. het gebruik van 'kenmerkcodes' in het PICA-project van de Nederlandse wetenschappelij ke bibliotheken. 8 Zulke informatie wordt bijv. verzameld in het kader van het project 'Bibliografie van Katho lieke Nederlandse Periodieken (1794-1974)'. Zie ook J. P. A. van Vugt, Godsdienst en kerk in Nederland, 1945-1980. Een geannoteerde bibliografie (Nijmegen 1981). 9 Bijv. de projecten 'Intellectuelen in de samenleving' (1979-1983) en 'Verzuiling en ontzuiling' (1979-1983). tatie-eenheden op het beeldscherm laten zien. De machine kan dit doordat zij bij het inlezen van de beschrijvingen van de documentatie-eenheden alle descriptoren mét de verwijzing naar de bijbehorende documentatie-eenheden in een apart indexbestand heeft opgeslagen. De ervaring met andere informatiezoeksystemen heeft geleerd dat een gecontroleerd woordgebruik bij het toekennen van descriptoren te verkiezen is boven een ongebonden woordkeuze. Als hulp bij het toekennen van deze termen én bij het ge bruik maken ervan bij de bevraging functioneert de thesaurus. Daarin zijn alle ter be schikking staande descriptoren in alfabetische orde weergegeven, waarbij relaties, zo wel van hiërarchische, van associatieve als van taalkundige aard tussen de descriptoren onderling zijn aangegeven. Volgens internationale richtlijnen worden deze relaties aan geduid door de symbolen (t.o.v. een als descriptor te gebruiken term) SN voor precise ring van de betekenis (scope note), UF voor niet-toegestane varianten (used for), BT voor bredere termen, NT voor nauwere termen, RT voor aanverwante termen (related term) en (t.o.v. een niet als descriptor te gebruiken term) USE voor de te gebruiken term.10 Naar het voorbeeld van bestaande thesauri11 zal het KDC in de loop van de ko mende jaren een eigen thesaurus moeten opbouwen waarin minimaal voorkomen: geo grafische namen, namen van instellingen, onderwerpen en persoonsnamen. Het soort descriptor wordt aangeduid door respectievelijk de descriptorcodes G, I, O en P. Voor zien is de mogelijkheid om bij bijv. een persoonsnaam het onderscheid te kunnen ma ken tussen dezelfde persoon als auteur (PA), als correspondent (PC) of als onderwerp (PO). 1.4 Subsystemen Volgende hoofdfuncties kunnen in de RAPIDE- programmatuur worden onderschei den: - definitie van de kenmerken: bij de initialisatie van een nieuwe collectie moeten de bijhorende kenmerken worden gedefinieerd; wijziging van deze afspraken is achter af nog altijd mogelijk; - invoering en wijziging van 'nieuwe' documentatie-eenheden: dit gebeurt on-line achter beeldschermterminals en met behulp van een data entry programma in vraag- en-antwoord-vorm; 'nieuwe' beschrijvingen worden eerst in werkbestanden op geslagen en pas na correctie van eventuele fouten via een batch-procedure in het ba sisbestand opgenomen; - wijzigingen op het basisbestand en updating: in het basisbestand opgenomen be schrijvingen kunnen altijd nog on-line worden gewijzigd; het aanbrengen van deze wijzigingen op het basisbestand gebeurt via een batch-procedure; 10 Guidelines for the Establishment and Development of monolingual thesauri, ISO-norm 2788 (1974). Zie ook D. Soergel, Indexing Languages and Thesauri: Construction and Maintenance (Los Angeles 1974); H. Voorbij, 'Thesaurusproblematiek: definitie, terminologie en functie', in: Open, 12 (1980), p. 198-205; H. M. Townley en R. D. Gee, Thesaurusmaking: grow your own word stock (London 1980). 11 EUDISED. Veeltalige thesaurus voor de informatieverwerking op onderwijsgebied (Den Haag 1977); W. T. Dtlrr en P. M. Rosenberg, The Urban Information Thesaurus (Westport 1977). [474] [475]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 46