Aan de vergadering in 's-Gravenhage (in de vergaderzaal van het ministerie van Finan ciën) namen verder o.m. de redacteur van Archivum, de voorzitter en secretaris van de Round Table on Archives, de secretaris van de sectie van archivarissenverenigingen mr. J. Rinzema en de ICA secretarissen voor ontwikkelingssamenwerking (drs. E. van Laar), standaardizatie (dr. F. C. J. Ketelaar) en publikaties (P. Walne, Groot Brittan- nië) deel. Op 8 september bood de algemene rijksarchivaris een receptie aan in het Algemeen Rijksarchief; daarvoor waren o.m. ook de bestuursleden van de VAN en de oud voorzitters Woelderink en Renting uitgenodigd. Op 11 september werd het gezelschap in het Algemeen Rijksarchief, het Centraal Bureau voor Genealogie en het Icono- graphisch Bureau rondgeleid. De minister van CRM bood het Executive Committee op 10 september een diner aan. Onder de gasten waren o.m. de voorzitter en secretaris van de nationale Unescocommissie en de voorzitter van de VAN. De VAN organiseerde op 12 september een excursie naar Leiden, waar achtereenvolgens het gemeentearchief, het universiteitsarchief en het Rijnlands huis, zetel van het hoogheemraadschap Rijnland, werden bezocht. Na de lunch in het Pannekoekenhuisje werd de molen 'De Valk' be zichtigd. De organisatie van de conferentie was in handen van de centrale directie van de rijks archiefdienst in samenwerking met de centrale directie Internationale Betrekkingen van CRM. De Morrenstichting verkreeg door haar financiële steun ook internationale be kendheid. De als voortreffelijk geprezen organisatie, de informele contacten met Nederlandse ar chivarissen en de bezoeken aan het Algemeen Rijksarchief en de Leidse archiefinstellin gen hebben grote indruk gemaakt op de buitenlandse collegae. Boekbespreking fV. J. Formsma en F. C. J. Ketelaar, Gids voor de Nederlandse archieven. 3de herziene druk. Fibula-Van Dishoeck, Haarlem 1981, prijs f 24,50. Het tempo waarin de drukken van de Gids elkaar opvolgen bewijst het stijgende succes: verscheen de tweede druk acht jaar na de eerste, nu ligt na zes jaar de derde al voor ons. In tegenstelling tot de tweede druk, die met een ingrijpende herziening gepaard ging, zijn ditmaal slechts ondergeschikte wijzigingen aangebracht. Daarvan is de belang rijkste te vinden op blz. 45-46, waar de paragraaf over de openbaarheid is omgewerkt in verband met het in werking treden van de wet openbaarheid van bestuur. Op blz. 97 is in de passage over het legestarief voor de rijksarchiefdienst niet meer vermeld, dat geen vergoeding verschuldigd is voor onderzoekingen met een zuiver wetenschappelijk doel: dit met het oog op het feit, dat op dit punt een nieuwe regeling in voorbereiding is, waarbij de bedoelde vrijstelling ter discussie staat. Overigens zijn allerlei gegevens up to date bijgewerkt en is rekening gehouden met in recensies gemaakte opmerkingen. Tegenover deze verbeteringen staat dat de illustraties, voor zover deze uit de vorige druk zijn overgenomen, in kwaliteit erop achteruit zijn gegaan: ze zijn flets geworden en de gereproduceerde teksten zijn soms onleesbaar, zoals nr. 32 tegenover blz. 97. Dit komt doordat de oude clichés niet meer beschikbaar waren en de uitgever zich derhalve heeft vergenoegd met het overnemen van de illustraties uit de tweede druk door middel van reproductie. Zulke goedkope technieken zijn we van deze uitgeverij niet gewend: laten we hopen dat de volgende keer de illustraties weer even onberispelijk zullen wor den verzorgd als tevoren. Bij deze niet zo belangrijke opmerkingen zou ik het kunnen laten, ware het niet dat een veel belangrijker punt van kritiek mij noopt daar dieper op in te gaan. Het betreft de wijze van behandeling van het kernprobleeem 'Wat is een archief?' (hoofdstuk I). Die kan mij nog steeds niet bevredigen en wel om tweeërlei redenen. Ten eerste omdat mijn bezwaren tegen de onsamenhangende behandeling van dit onderwerp, die ik in mijn bespreking van de eerste druk heb geopperd (N.A.B. 1970 blz. 138-139) en waaraan in de tweede druk slechts ten dele was tegemoet gekomen (N.A.B. 1976 blz. 136), ook in deze derde druk nog niet zijn weggenomen. Mijn kritiek kwam erop neer, dat onze drie Nederlandse definities van het begrip archief, respectievelijk archiefbescheiden (die van Muller, Feith en Fruin, van de Nederlandse Archiefterminologie en van de Archiefwet 1962) niet in één verband werden behandeld, maar los van elkaar en bovendien on volledig. [370] [371]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 42