c. In verband met de schouw van (zand)wegen, voetpaden en waterlossingen werd in
de eerste helft van de I9de eeuw vaak slechts één legger van aan schouw onderhevige
objecten opgemaakt en bij gevolg zijn ook de processen-verbaal als één stuk opge
maakt. Van Muiken plaatst deze zonder kruisverwijzingen onder het toezicht op we
gen en waterovergangen (Horst 3880), als onderdeel van het hoofdstuk verkeer en
vervoer en niet onder waterbeheersing. De taakopvatting van de 19de eeuw onder
scheid bouw en onderhoud van wegen etc., eigendom van de gemeente en toezicht
op wegen etc., eigendom voornamelijk van derden. Dit onderscheid wordt ook ge
maakt in het door de Zuid-Hollandse archiefinspectie gebruikte schema voor water
schapsarchieven (dat men, zoals ieder a-priori-schema, eveneens voorzichtig moet
hanteren). De code-V.N.G. en ook van de Unie van waterschappen gaat uit van het
doel, waarvoor de wegen etc. dienen, dus respectievelijk waterafvoer en verkeer.
Dat is natuurlijk logischer, maar niet 19de eeuws.
d. Uit de omschrijving blijkt niet waarom Horst 2102 (openbare orde) en 5113-5123
(justitie) voor zover het om vreemdelingen gaat, onder verschillende hoofdstukken
voorkomen. Helden 2135: stukken betreffende de verscheuring van een kind dooreen
wolf, 1810, is onder justitie geplaatst. Is die wolf berecht? Of had het kind een wan
daad begaan, die aldus werd bestraft? Anders zou men dergelijke stukken, ongeacht
de instantie die het onderzoek terzake heeft ingesteld, toch onder Openbare veiligheid
verwachten, als we dan toch de code-V.N.G. moeten toepassen. Als deze stukken hier
geplaatst zijn omdat er een gerechtelijk onderzoek is ingesteld, dan heeft Van Muiken
hier geordend volgens de organisatie of de functies en niet naar onderwerp.
Een aantal van de bovengenoemde voorbeelden zou men wellicht als fouten in de
classificatie kunnen beschouwen, die de ongeschiktheid van de code-V.N.G. op
zichzelf niet bewijzen. Het zijn er echter zoveel en men kan er bovendien nog talloze
aan toevoegen, dat een deel van de fouten toch ook veroorzaakt moet zijn door het
feit, dat de code-V.N.G. is ontworpen voor de zaaksgewijze ordening van stukken
tijdens hun ontstaan in een dossierstelsel en niet voor de ordening achteraf van
slechts de helft van de documenten.
3. Mijn opmerking over het verbeteren van Susterens alfabetische rubriekenstelsel, wat
betreft de létters D(iversen) en Gemeentebestuur?) is bedoeld als volgt.
Bij de toepassing van een alfabetisch trefwoordensysteem door de administratie ko
men er vaak stukken voor, die men niet heeft voorzien en waarvoor men geen tref
woord voorhanden heeft. Hieronder kunnen zich (meestal vernietigbare) circulaires
over verder niet behandelde onderwerpen bevinden, maar ook stukken betreffende
zeer belangrijke nieuwe taken. De administratie heeft de neiging dergelijke stukken
onder koppen als 'Algemeen', 'Diversen', 'Bestuur' of 'Gemeentebestuur' weg te
stoppen, hoewel er in de meeste gevallen wel degelijk een onderwerp aan te geven is.
Voorbeeld: Susteren 1637: in één nummer (oud D14) stukken betreffende hulptele
graafkantoor en een bezoek van de commissaris van de Koningin. Behalve de grond
regel 'handhaven van de oorspronkelijke orde' kent ook de Handleiding (para-
graaf 18) de regel, dat men afwijkingen van de algemene bouw van het archief mag
verbeteren. Vergaarbakken als Algemeen en Diversen behoren in een archief en in
een inventaris niet voor te komen en gelukkig bezondigt Van Muiken zich hieraan
verder niet. Men zou dergelijke rubrieken eigenlijk moeten 'oplossen', door de stuk
ken alsnog op het juiste trefwoord te plaatsen. Van Muiken heeft een uitvoerige in
dex gemaakt op de inventaris, waardoor de zonden tegen de systematiek, door de
administratie gemaakt, toch wel voldoende zijn gecompenseerd en een dergelijke
herplaatsing niet nodig is. Laat men deze indicering na, dan is verplaatsing van de
stukken wel noodzakelijk.
Mijn opmerking betreffende het op méér dan één plaats voorkomen van stukken be
treffende dezelfde bijzondere onderwerpen, namelijk in series en als losse stukken,
in de inventaris van Susteren slaat op de wenselijkheid, een consequente indeling in
perioden in het archief aan te houden. Dit kan men nader uitgewerkt vinden in het
artikel Inventarisatie van archieven, gevormd volgens het dossierstelsel, in NAB 84
(1980) pagina 548-566, speciaal pagina 551-553. Splitsing van een serie is gemakke
lijker uitvoerbaar; de samenvoeging van een bestanddeel correspondentie is echter
niet goed mogelijk. Van Muiken heeft gelijk, als hij stelt, dat de verdeling in perio
den een ingreep in de aangetroffen orde betekent.
4. Tenslotte de toepassing van het bestemmingsbeginsel, c.q. structuurbeginsel. Mijns
inziens behoren de kadastrale leggers als ingekomen stukken tot het gemeente
archief; zij zijn immers niet bestemd om te worden teruggestuurd aan de rijksdienst
voor het kadaster, maar om onder het gemeentebestuur te blijven berusten. De ka
dastrale plans zijn wel bestemd om, na vervallen, te worden teruggestuurd aan de
rijksdienst en behoren, als terugzending achterwege is gebleven en de inventarisator
niet besluit dit alsnog te doen, te worden beschreven onder een aanduiding 'Stukken
die niet tot het gemeente-archief behoren'. Het zijn gedeponeerde (achtergebleven)
archivalia van de (rijks)dienst voor het kadaster. De eigendomsvraag is daarbij niet
relevant. In hoeverre de aanspraken van de rijksdienst op het eigendomsrecht van
deze door de gemeenten betaalde (artikel 240 sub h van de Gemeentewet) en slechts
bij ministeriële beschikking (artikel 232, lid 1 van de Instructie kadaster reorganisa
tie d.d. 1 januari 1974, en voorgaande beschikkingen) toegeëigende stukken ge
rechtvaardigd zijn, kan dan ook in het midden blijven, temeer daar geen enkele ar
chiefbeheerder hiervan ooit een probleem heeft gemaakt. Zou de minister van
volkshuisvesting in de toekomst ook de leggers teruggezonden willen hebben, dan
zou met de leggers hetzelfde gebeuren als met de kaarten; de bestemming zou veran
deren, waarmee de leggers niet meer tot het gemeente-archief behoren.
Dat de eigendomskwestie in het algemeen in de archivistiek als irrelevant wordt be
schouwd, blijkt ook uit het feit, dat archiefbescheiden, die oorspronkelijk tot één
archief hebben behoord, maar die langs verschillende weg en op verschillende titel
(bewaargeving, overbrenging, overdracht) in één of zelfs meer archiefbewaarplaat
sen zijn gekomen, zonder acht te slaan op de eigendomsvraag in één inventaris wor
den beschreven.
[331]
[330]