Ordening en inventarisatie van gemeente-archieven door de Provinciale Limburgse Archiefinspectie Dat het resultaat van mijn inventarisatiewerk voor kritiek vatbaar is wil ik niet bestrij den, doch ik ben het op diverse punten niet eens met de opmerkingen van Den Teuling in zijn bespreking van vier Limburgse gemeente-archieven (die van Helden, Horst, Susteren en Stramproy) in het Nederlands Archievenblad jrg. 85, 1981, afl. 1, 72-76. Zijn grootste bezwaar tegen de besproken inventarissen betreft de indeling van de ar chieven gevormd onder beheer van de gemeentesecretarissen; met name de herordening van de daarin aangetroffen losse stukken volgens de code V.N.G., wordt door Den Teuling negatief beoordeeld. Hiertegen wil ik aanvoeren dat deze losse stukken in kleinere gemeente-archieven meestal worden aangetroffen in een chaotische toestand, waarbij tot overmaat van ramp de indicateurs grotendeels zo niet volledig ontbreken. Van een oorspronkelijke ordening valt dan niet veel of helemaal niets meer te bespeuren. Den Teuling stelt dat de oude orde niet alleen blijkt uit de volgorde waarin de stukken op het moment van in ventarisatie liggen maar tevens uit de aanwezige indicateurs. Zoals reeds opgemerkt ontbreken die indicateurs echter veelal. Voor de perioden waarover zij wel aanwezig zijn is de oorspronkelijke orde der stukken uiteraard be kend, doch mijns inziens mag men hieruit niet automatisch concluderen dat gedurende de perioden waarover de indicateurs ontbreken, dezelfde methode van ordening werd toegepast. Een bijkomende moeilijkheid is bovendien nog dat de sporadisch aanwezige indicateurs lang niet altijd systematisch zijn bijgehouden. Bij zulke wanordelijke archieven moet men tot herordening overgaan waarbij uiteraard verschillende methoden kunnen worden toegepast.1 Den Teuling is duidelijk geporteerd voor een chronologische (her)ordening. Dit lijkt mij de meest gemakkelijke weg, het is uiteraard heel wat moeilijker om de stukken te herordenen volgens b.v. de code V.N.G. Mijns inziens (lees: ons inziens: de door Den Teuling gewraakte methode wordt door de Provinciale Archiefinspectie van Limburg incidenteel reeds sinds 1937 toegepast2) blij ven de stukken echter bij een chronologische orde vrijwel even ontoegankelijk als vóór de ordening en inventarisatie, al liggen ze dan nu op datum. Mën kan deze ontoeganke- 1 Zie par. 27 uit de 'Handleiding'. 2 Zie A. Delahaye, Memoires van een archivaris (Zevenbergen 1980), blz. 21. lijkheid enigszins opheffen door het vervaardigen van indices, maar bepaald afdoende lijkt me dit niet. Is b.v. over de bouw van een school een tiental jaren gecorrespondeerd dan is men verplicht een tiental indices te raadplegen en diverse omslagen of pakken stukken door te nemen om de hele bouwgeschiedenis te achterhalen; bij herordening volgens de code is dit overbodig, alle stukken betreffende de bouw liggen bij elkaar. Is Den Teuling voorstander van de chronologische methode, bij de Limburgse Archief inspectie heeft men sinds 1937 gekozen voor een andere methode wanneer geen oude orde meer valt te herkennen, te weten: herordening van de losse stukken volgens de co de V.N.G. Het motief voor de keuze van deze methode is: de toegankelijkheid der stukken voorde gebruiker en onderzoeker. Men kan het met dit motief en deze methode van herorde ning uiteraard eens of oneens zijn. Dat de aldus herordende bescheiden gemakkelijk toegankelijk zijn, valt echter niet te ontkennen. De bewering van Den Teuling dat de code onbruikbaar is voor 19e eeuwse archieven durf ik tegen te spreken. Bij de Limburgse Archiefinspectie heeft men de bewuste me thode al ruim 40 jaar incidenteel toegepast. (Het zal Den Teuling nu ook wel duidelijk zijn uit o.a. welke hoek de adviezen kwamen die de minister van binnenlandse zaken gebruikte bij de opstelling in 1949 van de 'Algemene regels voor de verzorging van de gemeentearchieven daterende van na 1813'). In die 40 jaar heeft de archiefinspectie voortdurend voeling gehouden met archiefbeheer ders en archiefonderzoekers en hun oordeel gezocht omtrent de toegankelijkheid van de op deze wijze herordende losse bescheiden. Dat oordeel blijkt in hoge mate positief te zijn. Ook buiten Limburg worden de code en de 'Algemene regels' uit 1949 toegepast op on derdelen van 19e eeuwse archieven; in dit verband verwijs ik naar: P. F. A. Vrolijk, In ventaris van de archieven van de voormalige gemeente Goedereede ('s-Gravenhage 1977) en W. J. Meijerink, Inventaris van de archieven van de voormalige gemeente Ouddorp ('s-Gravenhage 1978). Den Teuling heeft gelijk wanneer hij zegt dat het bouwtoezicht vóór 1900 meer het ka rakter van brandpreventie en 'openbare veiligheid' had dan van 'openbare gezondheid'. Dit levert echter geen enkel probleem op, immers dat toezicht was vóór 1900 geregeld in o.a. de verordening ter voorkoming en blussing van brand. Die veror dening wordt ondergebracht onder 'openbare veiligheid' (zie b.v. Susteren, inv.nr. 1481), niet onder 'openbare gezondheid'. In geen der vier besproken inventarissen zal men bij 'openbare gezondheid' stukken betreffende woningbouw aantreffen die date ren van vóór 1900. Bij de toepassing van de code behoeft men 19e eeuwse trefwoorden geenszins te vervangen door 20e eeuwse termen (b.v. armenzorg door sociale zaken), men kan de 19e eeuwse woorden zonder enig bezwaar handhaven ondanks het gebruik van de code. Hierbij wil ik nog wijzen op het extra hulpmiddel in de door de Limburgse Archiefinspectie samengestelde inventarissen, nl. de alfabetische trefwoordenindex die kennis van de opbouw van de code minder noodzakelijk maakt. Den Teuling heeft wel gelijk wanneer hij zegt dat het uit elkaar halen van belastingko hieren en begroting en rekening soms minder juist is. Van dit uit elkaar halen ben ik echter reeds verscheidene jaren afgestapt, men zie de inventarissen van Helden, Stramproy en Susteren. [325] [324]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 19