zal men 's mans arbeid niet die hooge waarde toekennen, welke hij zich in dit
voorberigt zelve toekent. Bovendien is de door hem geschapen orde in rubrie
ken nutteloos en ongemakkelijk, daar ik de stukken dikwijls in de oude tijds
orde heb teruggewenschl, gelijk ik nog doe
Kritiek op zijn werk, als die van Eekhoff, blijkt Voorda te hebben voorzien. Wederom
als een 'ervaren' inventarisator realiseerde hij zich dat de praktische uitwerking van een
theoretisch goed geachte opzet, de nodige problemen met zich meebrengt. Hij beëindig
de zijn 'Voor-rede' dan ook als volgt:
Dit heb ik dienstig geoordeeld hier te zeggen om eenige verslag van mijnen ar
beid te geven, waar ik niet twijfele, of er zullen hier en daar wel gebrekkelijk-
heden worden gevonden; doch hier komt mij ook te pas, 't geen ik voor drie
jaren aan de Heeren Curatoren der Leidsche Universiteit, na dat ik hunne
voortreffelijke Collectie van Antique Penningen hervormd had, in de voor
rede voor mijn Register schreef namelijk, dat het vormen van een wel geordi
neerd lichaam uit eene zo groote verwarde menigte, eene soort van Schepping
is, en dat geene Schepping, nog in de Macrocosmus, noch in de Microcosmus
met eenen daad is volbragt en afgedaan. Men vergenoege zich dan met deezen
arbeid, ofschoon er plaats zij voor uitvoeriger bewerking.
Vermeldenswaardig is nog het feit dat Voorda, middels zijn nagelaten persoonlijke ar
chief, heeft bijgedragen aan het opvullen van een hiaat in het Leeuwarder stadsarchief.
In het Leeuwarder archivarisloze 'tijdperk', tussen Voorda en Eekhoff in (1805-1838),
had de gemeentesecretaris in 1824, laten we hem maar een 'leek' noemen, series stadsre
keningen en vele andere stukken als oud papier verkocht.29 Eekhoff wist echter beslag
te leggen op de rekeningen van de geestelijke goederen uit Voorda's nagelaten boedel,
voor de jaren dat deze zelf rentmeester was geweest. De lekenfout kon daardoor weer
enigszins hersteld worden.
Ten slotte ten behoeve van de moraal van dit artikel nog enkele vraagtekens ge
plaatst bij Eekhoffs inventarisatie van het Oud Archief van Leeuwarden, door diens
opvolgers A. Telting en later J. C. Singels.30 Naast het feit dat zij bezwaren hadden te
gen het geschrijf door Eekhoff op stukken die niet beschreven mogen worden, vonden
zij de redacties in de inventaris te uitgebreid: zij had veel meer van een historisch com
pendium dan van een Inventaris. Zij bevatte allerlei concluciën, die misschien ook door
den geschiedvorscher zullen gemaakt worden, maar die zeer zeker aan dezen en aan de
zen alleen moeten worden overgelaten.
Het blijft een geruststelling, die kritiek op je inventaris!31
W. W. van Driel.
29- Secretariearchief Leeuwarden 1811-1850, inv. nr. 167, f. 423.
30 Zie Singels: de inleiding.
31 Vgl. voor kritiek op het inventariswerk van Telting en Singels, b.v. de Handleiding blz. 28-29.
[322]
Geraadpleegde literatuur
Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, dl. IV - Leiden 1918.
'Jacob Voorda', artikel in de Leeuwarder Courant van 4 juni 1890.
'Toespraken bij de viering van het Voordafeest, 1841-1851'.
Archief Nieuwe Stadsweeshuis van Leeuwarden. Inv. nr. 640.
Hoekema, C. P.-, Peter Karstkarel en Ph. H. Breuker. Eekhoff en zijn werk. Leeuwarden
1980.
Muller Fzn., S,-, J. A. Feith en R. Fruin Th. Az. Handleiding voor het ordenen en beschrijven
van archieven. Groningen 1920.
Singels, J. C.-. Inventaris van het oud-archief der stad Leeuwarden. Leeuwarden 1893.
Woelderink, B.-. Hoofdlijnen van de geschiedenis en organisatie van het archiefwezen.
Utrecht 1972. Syllabus Rijksarchiefschool.
SUMMARY
Concerning the first Keeper of the Records of the Municipality of Leeuwarden
This article is dealing with Gerard Jacobus Voorda (1735-1805), who was the first ap
pointed Keeper of the Records of the Municipality of Leeuwarden in the province of
Friseland.
The author writes about his life, his appointment in 1803 and about his inventory -work
at the city - archives of Leeuwarden.
Attention is also payed to the criticism on Voorda's inventory-work by Wopke
Eekhoff(1809-1880), who became his successor in 1838.
[323]