3. Bewijzen van eigendom en rechten dezer Stad, hetzij bij koop, of niaar26, 't zij bij Conventie of bij Testament verkregen. 4. Particuliere zaaken, Testamenten, Missiven etc. 5. Afgedaane zaaken. 6. Mengelwerk, zo als 't zelve van ouds was bijeengebracht. 7. Raadsbeste/lingen. 8. Nakomende Nieuwe stukken. Alles in deze acht Classen geschift zijnde, zo heb ik de bijzondere stukken ieder in zijn rang naar de tijd-orde plaats gegeven: echter heb ik mij ver oorlooft, om in enkele gevallen stukken, die wegens derzelver inhoud dien den niet van elkander gescheiden te worden, bij elkander te plaatzen, en ben in zo verre eenigszins van de tijd-orde afgeweken. De orde moest mij geen tij- ran zijn. Ik bekenne, dat ingevolge deze nieuwe orde de Aanhaalingen, die betrekkelijk onze Stad in 't Charterboek gedaan zijn, in opzicht van de plaat selijke ligging in onze Archive-Kas, nu eene miswijzing krijgen: maar de zwaarigheid, wel ingezien zijnde, is van geen gewigt, dewijl elk der Archiven, die in 't Charterboek worden aangehaald, gewoonlijk op zijn jaar in één der drie eerste Capittelen van dit Register zat gevonden worden en bijaldien ie mand enigszins op de inhoud let, zal zelfs 't Capittel aan weinige twijfeling onderhevig zijn: zo dat ik, alles in overweging genomen, het niet der moeite waardig heb geacht om de vorige orde met deze nieuwe nevens elkander te plaatsen, en in pa ra lelie te brengen. Voorda geeft dus bij het aanbrengen van een nieuwe orde de voorkeur aan een indeling in een achttal rubrieken waarvan de eerste drie de belangrijkste heten te zijn. Binnen de rubrieken worden de stukken in principe chronologisch gerangschikt. Een concordans met de oude ordening is daarbij z.i. overbodig. Eekhoffs kritiek op deze indeling staat in de marge bijgeschreven. Hij vraagt zich daarin af: Behoort er in een Archief van eene Stad eene andere dan Chronologische or de te heerschen? Mij dunkt, geen andere; maar wel behoort er achter een Chronologische Register een zakelijk beredeneerd Register van de materiën, waaronder de stukken kunnen gebracht worden. Immers gelijk hier, loopen de al-oude Regten, Bewijzen van eigendom, Particulaiere zaken en Afgedane zaken zodanig in elkander, dat zij niet te onderscheiden zijn. Hoe zouden we eigenlijk dit stadsarchief anno 1981 inventariseren? De oude orde handhaven is in dit geval gemakkelijker gezegd dan gedaan, want welke orde is dat! Voorda doorbrak in ieder geval met zijn rubriekenindeling de chronologische ordening 26 Volgens oud Germaans recht was men geen eigenaar van een bepaald onroerend goed, maar eigenlijk administrateur. Het eigendom behoorde toe aan de maagschap, in ruimer zin de gemeenschap. Bij vervreemding aan derden, had de gemeenschap het recht om het goed als eerste te kopen. Dit noemde men het 'recht van niaar'. [320] die terug te vinden is in de inventaris van omstreeks 1750 van de vroedman Tholen en in een eerdere inventaris die de toenmalige secretaris van de stad Gellius Hillama in 1597 was begonnen aan te leggen en die door zijn opvolgers, zij het onvolledig, tot 1730 is bijgehouden. Het is echter onzeker of deze secretarissen bij het verwerken van de be scheiden in de archiefkast een al aanwezige systematiek hebben gehandhaafd. Dan maar de oudste te achterhalen orde? Deze komt dan toevalligerwijs overeen met de oplossing die Eekhoff voorstond hoewel deze zijn voorkeur zeker niet zal hebben ge baseerd op het oude-orde principe n.l. de chronologische ordening aangevuld met indices om de toegankelijkheid te vergroten. Of we vandaag ook voor deze oplossing zouden kiezen lijkt mij onwaarschijnlijk. Buiten het feit dat een chronologische orde ning zelden volledig is aan te brengen27 doen de inventaris van Eekhoff en later de her ziene uitgave waaraan zijn opvolgers Telting en Singels hebben gewerkt, vermoeden dat veel daarin beschreven stukken uit andere archieven zijn geplunderd. Omdat niet alle betreffende plaatsen zijn terug te vinden en door Eekhoff verscheidene zelfvervaardig de afschriften zijn opgenomen, is er uiteindelijk meer sprake van een verzameling dan van een stadsarchief! Een rubriekenindeling wordt dan ook weer verdedigbaar. In ieder geval is het daarbij niet raadzaam Voorda's rubrieken te gebruiken. Gelijk Eekhoff al opmerkte, ligt het voornaamste bezwaar tegen Voorda's indeling in het feit dat de Ca pittelen zoals men dat nu in de klassificatieleer noemt niet 'wederkerig exclusief' zijn. Alsof bijvoorbeeld de Provinciale en Buitenlandsche zaaken geen Afgedaane zaaken kunnen zijn. En wat aan te moeten met de rubriek Mengelwerk of Nako mende Nieuwe stukken? Er zijn in het bedoelde doorschoten exemplaar maar weinig beschrijvingen van Voorda te vinden die Eekhoff niet middels aanvullingen, wijzigingen of kanttekeningen van commentaar heeft voorzien. Opmerkingen als: Zo is het duidelijk dat hij de zaken niet in het ware licht heeft voorgesteldDe ware aart van dit stuk heeft de Hr. Voorda niet gekend, en zoo er een bewijs is dat de Hr. Voorda de Archiven, zelfs niet van deeze tijd, niet kon lezen, dan is het dit stuk, zijn daaronder terug te vinden. In zijn eindoordeel merkt Eekhoff over Voorda's inventaris nog op: Het doet mij zeer leed dat ik bij het nauwkeurig nagaan, lezen en vergelijken der Stedelijke Archiven heb bevonden, dat de Heer Voorda, behoudens alle achting voor 's-mans geleerdheid, dit Register met zeer groote onnauwkeu righeid en onvolledigheid heeft samengesteld, ja zelfs dat de man het oude schrift niet naar behoren konde leezen.Te verwonderen is dit alles wan neer men overweegt dat er, voor de Heer Voorda in 1794 eerst een lijst naar de oude orde heeft opgemaakt, verschillende28 Registers der Archiven beston den en nog bestaan, welke hij heeft gevolgd of geraadpleegd. Voegt men hier bij de ellendige vorm waarin hij de oudste stukken in kleine papiertjes drie a vier dubbel gevouwen en opgeplakt heeft, zonder op dezelve eenig No. of jaartal te plaatsen (al hetwelk ik gedeeltelijk heb gepoogd te herstellen) dan 27 Men zou delen uit elkaar moeten halen, en series verbreken. 28 Het register van Tholen en dat van de secretarissen. [321]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 17