Bv D. v. d. SLUIS, Lands- en Academie drukker, MDCCCIII. REGISTER ARCHIVE STUKKEN en DOCUMENTEN, STABS ARCHIVE-KAS DEN OUD RENTMEESTER GERARB JACOB VOORDA, THANS ARCHIFAR1US DEZER. STAD. Te Leeuwarden N.B. Reeds in 1794 vervaardigde Voorda een register der archieven; doch toen hij later werd verzochtdat te laten drukken, gaf hij daaraan een geheel andere orde, of liever wanorde, in acht zonderlinge rubrieken, na welken ar beid hij met den titel van Archivarius werd vereerd. Het bedoelde exemplaar is nog altijd aanwezig.23 De aantekeningen zijn evenals de hier boven aangehaalde catalogustitel afkomstig van Wopke Eekhoff, de eerste bezoldigde stadsarchivaris (1838-1880) van Leeuwarden, die de inventarisatiearbeid van zijn voor ganger met een sarcastisch oog onder de loep blijkt te hebben genomen. Gezegd moet worden dat het sarcasme bij tijd en wijle wel eens een wat afbrekende nawerking bezit;24 doch dit schijnt bij Eekhoff vaker het geval te zijn geweest.25 Zoals in zijn rapportage van 1794 en gedetailleerder in zijn advies van 1803 naar voren komt, vond Voorda dat de oplossing voor de complete verwarring en de oude orde die geen orde en was maar wanorde, gezocht moest worden in een ordening van het stadsarchief in Classen. Als een 'bedreven' inventarisator geeft hij daar aan het einde van zijn 'Voorrede op het Register na globaal op de geschiedenis en een aantal rechten van de stad Leeuwarden o.a. m.b.t. het St. Anthonygasthuis en het Old Bur ger Weeshuis te zijn ingegaan een nadere verantwoording van: De orde der Archiven heb ik, na voor-afgegaan overleg met de Regeering, en derzetver goedkeuring geheel veranderd. Ik heb ze alle geschift, en vervolgens gesorteerd naar de materiën, waaruit geboren zijn de acht volgende Cap it te len: 1. Archiven, die de opkomst, al oude Rechten, Privilegiën, Costumen, en geschiedkundige bijzonderheden onzer Stad betreffen. 2. Provinciaale en Buiten/andsche zaaken. Nieuw catalogusnr. B. 434. Er zouden vakgenoten kunnen zijn die dit als een mogelijk voorbeeld willen zien van wat men sinds enige tijd wel eens de 'nieuwe Friese zakelijkheid' willen noemen! (zie N.A.B. 1979, blz. 182 e.v., 317 e.v. en N.A.B. 1980, blz. 146 e.v.) M.i. gaat dat echter weer te ver. Men dient tenslotte te blijven relativeren! Eekhoffs biograaf C. P. Hoekema wijt dit in zijn aandeel in de bundel 'Eekhoff en zijn ei gen werk' (blz. 10, 78, 89-82) aan een 'te grote zelfachting en zelfvoldoening' die mogelijk een gevolg was van het feit dat hij in zijn jeugd niet heeft kunnen doorstuderen. Hij was een selfmade man die als kritiek werd geleverd door anderen met 'een betere vooropleiding', zich al gauw 'in zijn eigen gewaande meerderheid' voelde aangetast'Hij had daarbij een sterke wil zich waar te maken, iemand te zijn, en ook dan loerde daar het gevaar, dat hij grenzen, die de maatschappij hem stelde, overschreed''Wat men ook op Eekhoffs werkwijze, op zijn opvattingen aan te merken heeft, men kan echter niet om hem heen'. En kele eindoordelen uit de Eekhoffbiografie die men bij het doorlezen van de kritiek op het werk van Voorda in gedachten moet houden. Volgens velen is in het verleden de mening over Eekhoff nogal eens te eenzijdig vanuit zijn negatieve karaktertrekken beredeneerd. Zijn onschatbare verzamelwerk voor het archief, de bibliotheek en de kunstverzameling van Leeuwarden werd daarbij maar al te vaak vergeten, (vgl. N.A.B. 1967, blz. 229-230). [318] VAN DE LIGGENDE IN DE T E Leeuwarden. Nu op goedvinden der Regeering ge drukt, met veele Stukken vermeer derd, en in regelmaatige orde geplaatst, DOOR Titelpagina van het gedrukte 'Register der Archiven, van G. H. Voorda uit 1803 [319]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 16