Voorda vervolgt zijn rapportage met op te merken dat al dit werk omslagtig is en veel
tijd en moeite zal gaan kosten. Zo zou men 't misschien bij deeze eerste poging bij pro
visie konnen laten blijven, mede omdat men naar zijn oordeel de kas, zoo als die nu
gesteld is, met plaisir kan zien; en met gemak gebruiken. Na te hebben verzekerd dat al
les aanwezig is, verzoekt Voorda tenslotte om een commissie in te stellen teneinde de
Archive-kas, nu zo langen tijd mij aan betrouwd, naar hun believen met mij (te) exami
neren. De leden van de bedoelde commissie brengen op 4 augustus13 dTa.v. een gunstig
verslag uit, waarna op diezelfde dag décharge volgt en de Hr. Voorda bedankt wordt
voor de moeite voor het in orde stellen der Archive-kas.
Na het uitbrengen van dit rapport verlopen er negen, door de Franse revolutie bepaald
geen lethargische, jaren waarin men echter geen daadwerkelijk gevolg heeft gegeven
aan Voorda's geadviseerde selectie, vernietiging en definitieve ordening en beschrijving
van het oude stadsarchief. Tenslotte kon men de Archive-kas zoo als die nu gesteld was
met plaisir zien; en met gemak gebruiken, zo had Voorda zelf beweerd! Daarmede
raakt hij overigens wel in tegenspraak met de rest van zijn aanbevelingen. In tegen
spraak, omdat hij met zijn rapportage aan de ene kant bewijst serieuze aandacht te heb
ben voor het in orde brengen van de archiefkast waarbij hij zelfs toegeeft wat het ou
de schrift betreft geen deskundige te zijn doch aan de andere kant vindt dat een ver
dere verbetering van de toegankelijkheid niet te veel tijd en inspanning mag kosten.
Blijkbaar realiseerde hij zich niet dat daarmee de problemen vooruit werden geschoven.
Uniek was deze gedachte geenszins. Menig archiefinspekteur zal voorbeelden van van
daag kunnen noemen die overeenkomen!
Misschien is het de op handen zijnde benoeming van Hendrik van Wijn in 180214 tot ar
chivaris van de Bataafse Republiek geweest, die de dan al zeven jaar op non-aktief
staande Voorda deed herinneren aan zijn in 1794 aan het stadsbestuur gedane aanbeve
lingen. Op 4 juni 1802 besluit de Raad namelijk om op zijn verzoek aan de old Rentmr.
Voorda de vrijheid (te gunnen) om toegang te hebben in de Boek en Acquit kamers op
den Raadhuize (teneinde) dienstig gebruik te maken van de aldaar berustende Boeken,
Papieren en Acquiten dezer Stad. Dat dienstig gebruik maken zal ongetwijfeld een ver
betering van de ordre der Archiven hebben ingehouden, gezien zijn advies aan het ge
meentebestuur in 1803 dat zijn register uit 1794 thans wil(len) laten drukken. Op 25 mei
180315 doet Voorda de vriendelijke voordracht om aleer met het drukken van gedagt
Register wierde begonnen, andermaal tot verbetering over te gaan. Deze verbetering
zou nodig zijn omdat bij de werkzaamheden van 1794 van een oudere beschrijving16
was uitgegaan, waar omtrent egter was aan te merken dat die (een) oude orde (kende
die) inderdaad geen orde was, vermits na dezelve met nietigheden vermengd en
ontluisterd wierden; ja dat ook zelf geen Chartre, hetwelk men verlangde te zien, te vin
den was of men moest het Register zoo lang doorbladeren totdat men het aantrof. Als
oplossing voor deze compleete verwarring zouden de al in 1794 aangeraden schiftingen
13 O.A.S.L. inv. no. M 76, f. 288.
14 Van Wijn werd benoemd op 5 juli 1802, tegen een jaarwedde van Fl. 3500,
15 O.A.S.L. inv. nr. M 141, f. 68-70.
16 De beschrijving van Otto N. Tholen. Zie note 11.
[316]
nodig zijn, namentlijk; de eerste in Classen naar de onderscheidenden materiën; en de
tweede in yder Classe naar de tijd-orde. Aan het eind van dit advies biedt de oud
Rentmr. voorseid aan, om dit werk ter eere van de Stad en tot plaisir der Regeering gra
tis te verrigten mits hem de titel van archivaris wordt verleend, opdat hij in die qualiteit
in publicque zaaken van die aangelegentheidpublico nomine (zou kunnen) arbei
den. Het stadsbestuur besluit diezelfde dag de gemelde voorslag van den oud Rentmr.
Voorda met genoegen te accepteren en denzelven tot Archivarius deezer Stad aan te
stellen.
Leeuwarden zal door deze aanstelling waarschijnlijk wel één van de eerste Nederlandse
gemeenten zijn geworden met een eigen benoemde, zij het nog onbezoldigde, archi
varis.17 Daarbij dient men zich wel te realiseren dat, zoals dat bij latere benoemingen
meer het geval was, aan het archivarisambt van Voorda niet veel taken waren verbon
den. Voorda kreeg zijn commissie om de Stads Archiven in de voorslagen orde te bren
gen en het Register te verschrijven en zoo mogelijk te vermeerderen,18. Daarnaast ver
wachtte men dat hij de oude stukken eens nader ging bestuderen op de juistheid van de
rechten die de stad Leeuwarden liet gelden op het Sint Anthony Gasthuis en het Old
Burger Weeshuis. Eén en ander had tot een dusdanig conflict met de besturen van de
betreffende instellingen geleid, dat men daarin opheldering wilde verschaffen via het
raadplegen van de oude archiefstukken. Deze opheldering zou men van Voorda als be
noemd stadsarchivaris mogen verwachten. Zijn commissie zal dan ook mede aan deze
kwestie te danken zijn geweest. In die jaren schatte men tenslotte de waarde van het ar
chief meer naar de belangen van de eigen administratie dan naar de historische waarde
op langere termijn.19 Met zijn takenpakket was Voorda binnen een jaar klaar, getuige
de datering 9 juni 1803 onder het voorwoord van zijn in druk verschenen inventaris en
de d'ouseur van 6gouden ducaten voor bewezen diensten aan de stad die men hem op 2
mei 180420 toekende. Daarna waren er geen werkzaamheden meer aan Voorda's ambt
verbonden, zodat het correct is om zijn archivaristitel verder als een eretitel te beschou
wen.
Inventarisatiearbeid en latere kritiek
In de 'Catalogus der Stedelijke Bibliotheek21 van Leeuwarden' uit 1870, staat een exem
plaar van Voorda's gedrukte inventaris als volgt beschreven:22
Register van de Archiven, Stukken en Documenten liggende in de Stads
Archive-kas te Leeuwardendoorschoten en met veelvuldige aanteke
ningen, ten bewijze dat de bijna 70-jarige grijsaard het oude schrift van som
mige stukken niet heeft kunnen lezen en daardoor velen niet begrepen of ver
keerd beschreven heeft.
17 Zijn er eerdere benoemingen bekend?
16 O.A.S.L. inv. nr. M 141, f. 70.
19 Zie: Woelderink, blz. 3.
20 O.A.S.L. inv. nr. M 142, f. 40.
21 Nu instituutsbibliotheek van het Gemeentearchief van Leeuwarden.
22 Blz. 237, catalogusnr. C. 54.
[317]