Gerard Jacob Voorda 1735-1805,
de eerste stadsarchivarius van Leeuwarden 1803-1805
De volgende rouwadvertentie is in de editie van de Leeuwarder Courant van zaterdag 9
februari 18051 terug te vinden:
Op Heeden Overleed Alhier de Heer Gerard
Jacob Voorda, Oud Burgemeester en Oud
Rhentemeester der Stad Leeuwarden, in den
Ouderdom van ruim 69 Jaren, na zederd
den 4 dezer door een hevige Kolijk te
zijn aangetast. Waar van de Ondergetekende,
als Testementaire Executeuren
Leeuwarden, 6 februari.
Wat in zijn doodsbericht niet staat aangegeven, is dat Gerard J. Voorda, naast burge
meester en rentmeester, ook de eerste benoemde archivaris is geweest van de gemeente
Leeuwarden.
Dit artikel wil, naast een beknopte levensschets, aan de hand van de bronnen enige voor
de archivaris van vandaag wellicht opmerkelijke informatie geven over wat er vooraf
ging aan Voorda's benoeming en over zijn inventarisatiearbeid aan de Leeuwarder
stadsarchieven. Eveneens zal aandacht worden besteed aan de kritiek die Wopke Eek-
hoff, de tweede archivaris van de Friese hoofdstad, op de werkzaamheden van zijn
voorganger heeft uitgeoefend. Een lot dat een ieder die zich met het inventarisatievak
bezig houdt van zijn opvolgers mag verwachten. De wetenschap dat zij ook zelf aan de
beurt zullen komen, mag voor de inventarisator echter een geruststelling betekenen!
Een levensschets van Gerard Jacob Voorda, over zijn benoeming tot stadsarchivarius
Gerard J. Voorda werd in Utrecht uit Friese familie op 29 juni 1735, als derde en laatste
zoon van prof. Jacob Voorda en Petronella van Beucker geboren. In 1760 legde zijn va
der het hoogleraarschap in het Romeinse Recht te Utrecht neer, waarvoor hij in 1730
met zijn gezin Franeker had verlaten. De attestatie-overschrijving van de Hervormde
kerk getuigt van een nog bestaande aantrekkingskracht die het 'Friese land' op de
1 Pagina (3).
[312]
Na Voorda's overlijden in 1805 bleek dat hij het Nieuwe Stads Weeshuis in Leeuwarden tot uni
verseel erfgenaam had benoemd. De erfenis vertegenwoordigde een dusdanig bedrag aan geld, dat
de regenten van het Weeshuis besloten het hier afgebeelde schilderij van hun weldoener te laten
vervaardigen. De schilder Allert J. van der Poort werd met de opdracht belast, en blijkt vol
gens de notulen van de regentenvergadering (Archief N.S. W. inv. no. 5 en 40) daarvoor nog
schetsen te hebben gemaakt van Voorda's lijk. Het schilderij werd opgehangen in de Regentenka
mer, behalve bij de viering van het jaarlijkse Voordafeest. Elke 3e maandag in februari werd het
dan geplaatst in de eetzaal. De weeskinderen kregen die dag een halve dag vrij, en 's avonds een
maaltijd voorgeschoteld bestaande uit rijstebrij, pof (brood) en kaas.
Na de sluiting van het Nieuwe Stads Weeshuis in 1966, kwam het schilderij uiteindelijk in het
'Hof' te hangen, nu onderdeel van de behuizing van de gemeentesecretarie van Leeuwarden. Niet
geheel ten onrechte staat het schilderij daar nu bekend onder de bijnaam 'de Neus'.
[313]