secretaris van CRM schreef o.m. 'Erkenning van de waarde van het cultuur-histori
sche erfgoed, besloten in de archieven van particuliere herkomst, zou ten gevolge
moeten hebben, dat in gevallen waarin het voortbestaan van deze archieven be
dreigd is of waarin de eigenaars niet (meer) willen of kunnen zorgdragen voor het
beheer van hun archieven, de overheid bijspringt door dat beheer over te nemen'.
'Het is mij gebleken, dat de hiervoren geschetste problemen verzwaard worden door
de maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste jaren. Particulieren die over een
belangrijk archief beschikken, kunnen niet altijd meer voldoende ruim wonen; in
het verenigingsleven valt veel weg dat voorheen door de inzet van particulieren ge
daan is; zowel hier als bij het bedrijfsleven treedt regelmatig schaalvergroting op,
waardoor het voortbestaan van archieven van oorspronkelijk zelfstandige organisa
ties wordt bedreigd, terwijl bij faillissementen ook veel archieven uit de economi
sche sector van de maatschappij verloren dreigen te gaan. In de hier geschetste om
standigheden is het wenselijk, dat alle overheden op de problematiek van de archie
ven uit de particuliere sector attent zijn'.
In 1972 reeds formuleerde de toenmalige staatssecretaris van CRM de uitgangspun
ten voor het overheidsbeleid ten aanzien van particuliere archieven, overeenkomstig
advies nr. 25 van de Archiefraad (verslag Archiefraad 1971, blz. 52-53; 1972, blz.
16). In dat advies werd overwogen dat de primaire verantwoordelijkheid voor het
beheer van de particuliere archieven ligt bij de natuurlijke of rechtspersoon die deze
archieven heeft gevormd of bij zijn rechtsopvolger. 'Verscheidene particuliere ar
chieven behoren evenwel tot die cultuurgoederen waarvan de instandhouding in het
belang van de gemeenschap is; de behartiging van dat belang kan door de overheid
tot haar taak worden gerekend, wanneer degene die daarvoor primair verantwoor
delijk is niet in staat blijkt te zijn deze verantwoordelijkheid in voldoende mate te
dragen De staatssecretaris was het eens met de Archiefraad die overwoog dat de
overheid deze taak het beste zal kunnen vervullen 'door de voor bewaring en beheer
van overheidsarchieven bestemde materiële en personele voorzieningen mede te be
nutten voor bewaring en beheer van particuliere archieven'.
Ter illustratie van de omvang van de door een actief acquisitiebeleid verworven par
ticuliere archieven mogen de cijfers van de elf rijksarchieven in de provincie
hoofdsteden gelden. In 1980 werd ruim 8 strekkende kilometer archief overgeno
men; daarvan was 26% afkomstig van bedrijven, stichtingen, verenigingen, kerkge
nootschappen, families en personen (zie het u toegezonden jaarverslag van de rijks
archiefdienst over 1980, blz. 17)1 Daarmee kwam het bestand aan particuliere ar
chieven in de rijksarchiefbewaarplaatsen op ongeveer 12 strekkende kilometer, dat
is bijna 10% van het totale archiefbestand van de rijksarchiefdienst.
Het beleid tot actieve acquisitie van particuliere archieven zal moeten worden voort
gezet. Dit beleid zou worden doorkruist indien archieven onder de werking van de
wet tot behoud van cultuurbezit zouden vallen. Dan moet immers gevreesd worden
dat particulieren hun archieven nog eerder aan vernietiging zullen prijsgeven dan ze
blootstellen aan het risico van een greep van de overheid (zie ook het onder 1 opge
merkte).
4 In ons land bestaat niet een handel in particuliere archieven, al duikt er wel eens een
los document op dat in veiling wordt gebracht. De particuliere archieven worden in
het algemeen aan de rijks- en gemeentelijke archiefdiensten in bruikleen gegeven,
geschonken of gelegateerd. Het komt in ons land bijna nooit voor dat een particu
lier voor de opneming van zijn archief in een openbare archiefbewaarplaats een ver
goeding in geld vraagt c.q. krijgt. De zekerheid dat zijn archief voortaan op over
heidskosten goed verzorgd, geïnventariseerd en gebruikt zal worden is voor de parti
culier een voldoende tegenprestatie.
Indien archieven onder de werking van de wet tot behoud van cultuurbezit zouden
vallen, valt te vrezen dat de bereidheid van particulieren hun archief gratis te doen
opnemen in een openbare archiefbewaarplaats zal verminderen. Zij zullen immers
erop gaan rekenen dat hun archief, door plaatsing op de ingevolge de wet te houden
lijst, handelswaarde zal krijgen.
De relatie tussen overheid en particulier met betrekking tot particuliere archieven zal
dan mede door financiële overwegingen beïnvloed worden en niet langer gebaseerd
zijn op wederzijds vertrouwen en respect. Wij achten dit principieel onjuist.
5 Export van archivalia komt, voor zover ons bekend, niet voor. Mocht een persoon,
familie of bedrijf naar het buitenland verhuizen, dan kan, indien het archief voor
ons land van belang is, met vervaardiging van fotografische reprodukties worden
volstaan. Juist omdat het in verreweg de meeste gevallen niet gaat om de documen
ten zelf, maar om de in het archief aanwezige informatie, biedt (micro-) verfilming
of andere reproduktie de oplossing.
Zo keerde in 1976 het sedert 1963 in het rijksarchief in Gelderland aanwezige, op
Nederland betrekking hebbende, gedeelte van het huisarchief Vornholz terug naar
de Duitse eigenaar, nadat daarvan reprodukties gemaakt waren. Hetzelfde is overi
gens ook in 1945 gebeurd met de reeds genoemde brieven van John Churchill.
Indien het de bedoeling zou zijn archieven onder de werking van de wet behoud cul
tuurbezit te laten vallen, dan is het onjuist dat het wetsontwerp slechts een beperkt
instrumentarium (plaatsing op een lijst, controle, exportverbod, aankoop) uitwerkt
en anders dan b.v. de Franse wetgeving geen rekening houdt met het middel
van reproduktie van cultuurgoederen, dat juist voor archieven zoveel toepas
singsmogelijkheden biedt.
6 In ons land bestaat een Centraal Register van Particuliere Archieven (CRPA), on
derdeel van de rijksarchiefdienst (zie jaarverslag van de rijksarchiefdienst 1980, blz.
21-22). Bij het CRPA zijn thans ruim 2000 archieven van personen, families, vereni
gingen, stichtingen, kerkgenootschappen enz. geregistreerd. Voor een deel bevinden
deze archieven zich in archiefbewaarplaatsen van de overheid, in musea en biblio
theken, maar bij het CRPA zijn ook vele archieven geregistreerd die bij de betref
fende persoon, familie of rechtspersoon berusten. De particuliere archiefeigenaren
zijn in de meeste gevallen bereid om aan onderzoekers die door het CRPA worden
doorverwezen, toegang tot hun archief te verlenen. Registratie en medewerking aan
onderzoekers geschieden op basis van het vertrouwen dat de medewerkers van het
[201]
[200]