Nederlands als wereldtaal Het was in de Nederlandse taal dat tsaar Peter de Grote zich in 1697 onderhield met de Deense gezant Poul Heins, althans in hun privégesprekken.1 En de brief die in 1618 door een Engelse koopman te Londen, John Merrick geheten, aan de Zweedse graaf Jacob de Ia Gardie werd geschreven was ook in het Nederlands gesteld.2 Toen in 1853 de Amerikaanse vlootcommandant Matthew Perry op weg ging om het isolement van Japan te doorbreken had hij (natuurlijk) een tolk aan boord om met de Japanners te kunnen onderhandelen. Die tolk was een Nederlander, zoals ook de eerste Amerikaan se consul-generaal een Nederlandse immigrant was. Nederlands was de enige Europese taal die men in Japan beheerste. Trieste reminiscenties, willekeurig gekozen, aan een glorierijk verleden? Verdrietig om zien naar wat zo mooi en zo groot had kunnen zijn? Nogal eens hebben sterk nationa listisch denkende historici het betreurd dat de grote expansie van de Nederlandse han del niet geleid heeft tot het stichten van een groot Nederlandstalig overzees rijk, verge lijkbaar met dat van de Spanjaarden, Portugezen, Engelsen of Fransen. Echte imperi umbouwers zijn de Nederlanders niet geweest, al hebben dromen in een dergelijke rich ting wel een rol gespeeld. In hoofdzaak was de Nederlandse expansie een koopmans aangelegenheid. Nederlands is geen wereldtaal geworden. In één opzicht is het Nederlands zulks echter wél. Nederlandstalige literatuur en in nog grotere mate Nederlandstalig bronnenmateriaal blijven voor de geschiedschrijving van groot belang. En het was in volle ernst dat een historicus uit de D.D.R. die geïnteres seerd was in vroeg-moderne (16e tot 18e eeuwse) Europese geschiedenis in een gesprek met mij het Nederlands als zodanig kwalificeerde. Om te beginnen is daar natuurlijk de geschiedenis van de Nederlanden (inclusief de Zuidelijke) zelf. Het uitgebreide handelscentrum dat Antwerpen was en later Amster dam werd, de geschiedenis van de opstand tegen Spanje, de revolte van de Weder dopers, het calvinisme, de Gouden Eeuw en de Bataafse Revolutie hebben talloze bui- Eerder verschenen in Neerlandica extra muros nr. 36, voorjaar 1981Dit blad is voornamelijk gericht op docenten Nederlandse taal aan buitenlandse universiteiten. Met toestemming van de uitgever, de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek, en de auteur wordt Nederlands als wereldtaal hier overgenomen dankzij een collega, die er de aandacht van de redacteur op vestigde. 1 R. Wittram Peter I Czar und Kaiser (Göttingen 1964) deel I pg. 204. 2 Afgedrukt bij C. C. Uhlenbeck Verslag aangaande een onderzoek in de archieven van Rusland ten bate der Nederlandsche geschiedenis ('s-Gravenhage 1891) pg. 6-7. De brief berustte (be rust?) in de Universiteitsbibliotheek van Dorpat. [274] tenlandse historici aangetrokken tot het doen van onderzoek. Onderzoek dat in ieder ge val kennis van de Nederlandse taal vereiste en dat veelal in Nederland gedaan moest wor den. Veel voor de Nederlandse geschiedenis belangrijke boeken zijn de laatste jaren door buitenlandse historici geschreven en hebben nogal eens voor nieuwe, frisse invalshoeken gezorgd. De verleiding om er een aantal op te noemen zal ik weerstaan: een dergelijke op somming zou een te subjectieve keuze worden en dit artikel heeft toch al een subjectief karakter. Wie echter een indruk wil hebben van de omvang en de betekenis van het onder zoek door buitenlandse historici gedaan, kan terecht bij het artikel van J. C. A. de Meij: 'Buitenlanders over de Nederlandse geschiedenis' in: Spiegel Historiael 11e jaargang (1979) pg. 493-498. Hierin vindt men een goed, zij het geenszins uitputtend overzicht. Slechts terloops en dan nog erg oppervlakkig vermeldt De Meij buitenlandse belangstel ling voor de 'koloniale geschiedenis'. Dat is echter juist hetgeen de betekenis van het Nederlands voor menig buitenlander zo belangrijk maakt en aan het Algemeen Rijks archief de betekenis heeft gegeven van een ontmoetingscentrum van buitenlandse histo rici. Het begrip 'koloniale geschiedenis' heeft een klank die onmiddellijk associaties op wekt met hagiografieën van Jan Pieterszn. Coen en J. B. van Heutsz, geschreven in de trant van 'daar werd iets groots verricht'. Verwonderlijk is het niet dat de belangstelling voor dit vak na het traumatische verlies van Nederlands-Indië tot een minimum weg zakte. Pas de laatste jaren vermag het vak, nu omgedoopt tot 'geschiedenis van de overzeese expansie' weer nieuwe interesse te wekken. In het buitenland lag dat echter heel anders. Belangstelling voor het moderne Indone sië, waar de Nederlandse invloed tot een minimum daalde en een interessante markt voor investeringen openkwam, leidde ook tot belangstelling voor de Indonesische ge schiedenis. Kennis van de Nederlandse taal was hiertoe een voorwaarde, niet alleen van wege het feit dat de meeste literatuur in het Nederlands was gesteld maar ook omdat dit de taal was van het archiefmateriaal: de rapporten van de V.O.C. en het daarop volgen de koloniale bestuur. Veel van de moderne werken over de Indonesische geschiedenis (en van die van andere Aziatische landen) zijn sterk Aziëcentrisch. Men maakt thans graag gebruik bij de Indonesische geschiedschrijving van Indonesische bronnen en be nadrukt sterk de inheemse ontwikkeling waarbij de Hollanders gezien worden als een groep perifere indringers. Dus toch een onbelangrijker worden van de Nederlandse taal? De vraag moet ontkennend beantwoord worden: ook een boek dat ouderwetse koloniale geschiedschrijving aan een revisie onderwierp als M. C. Ricklefs Jokjakarta under Sultan Mangkubumi 1749-1792 (Londen 1974) had nooit geschreven kunnen worden zonder dat de auteur grondig kennis had genomen van Nederlandstalige litera tuur en Nederlandstalig archiefmateriaal. Dat kennis van het Nederlands voor een se rieuze beoefening van de Indonesische geschiedenis onontbeerlijk is, behoeft eigenlijk geen betoog. Het Nederlandse bestuursapparaat heeft een overweldigende hoeveelheid verslagen en archiefmateriaal nagelaten. Voortdurend wordt daarin ook gerapporteerd over inheemsen. Die rapportage is eenzijdig, maar waardevol en meestal zelfs de enige bron om de chronologie van bepaalde feiten vast te stellen.3 Derhalve kan ook de meest 3 Een zeer evenwichtige beoordeling van de waarde van de V.O.C. documenten vindt men in het aangehaalde werk van Ricklefs op pg. XVI-XVII. [275]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 42