C de toegankelijkheid tot op het niveau van het archiefmateriaal (d.w.z. in beginsel ontsluiting tot op het niveau van inventarisbeschrijving, echter met dien verstan de dat bij afwezigheid van verdere ontsluiting dit kenbaar moet worden ge maakt). 2 De automatisering van het Register moet tevens dienen als 'leer'-project. Hierbij moet o.a. worden gedacht aan de Rijksarchiefschool en S.O.D. 3 Bij de ontwikkeling van het systeem moet rekening worden gehouden met uitbouw tot het beheer van bestanden bij registratuur en archief. 4 Bij de ontwikkeling van het systeem moet rekening worden gehouden met 'privacy'-gevoelige gegevens. 5 De projectgroep zal eerst een program van eisen en een kostenbegroting opstellen al vorens nadere beslissingen worden genomen. Tot leden van de projectgroep zijn benoemd: drs. D. van der Vlis (gemeentearchiva ris Kampen), mw. drs. G. M. W. Ruitenberg (hoofd CRPA), C. van Soest (mede werker CRPA), drs. J. P. Sigmond (Rijksarchiefschool) en drs. Th. P. M. Huys (gemeentearchief 's-Gravenhage). Behoud van cultuurbezit Op 24 april 1981 is bij de Tweede Kamer ingediend een ontwerp van Wet tot behoud van cultuurbezit. Dit wetsontwerp heeft het bestuur van de Vereniging van Archiva rissen in Nederland aanleiding gegeven zich tot de Vaste Kamercommissie van Cul tuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk te wenden met de brief, die hieronder is afgedrukt. Ter inleiding gaan daaraan enige passages uit de memorie van toelichting vooraf. I Inleiding Aantasting en verarming van het nationaal cultuurbezit als gevolg van een onbelem merde uitvoer van kunstschatten is ook in Nederland een reeds lang bekend ver schijnsel. Ruim een eeuw geleden heeft Victor de Stuers de onachtzaamheid waarmee men hier zijn geestelijk erfgoed behandelde aan de kaak gesteld. In zijn befaamde Gids artikel 'Holland op z'n smalst' geeft hij daarvan treffende voorbeelden, met als dieptepunt de verkoop van het oxaal van de St. Janskerk in Den Bosch naar Enge land. Sedert de verschijning van De Stuers op het Ministerie van Binnenlandse Zaken in 1875 is veel gedaan voor het behoud van Nederlands cultuurbezit. Dat neemt niet weg dat ook nadien nog belangrijke voorwerpen van kunst en cultuur uit Nederland zijn verdwenen. [194] II Belang van het culturele erfgoed Inmiddels is in brede kring het besef gegroeid, dat het erfgoed, dat vorige geslachten hebben overgeleverd, van een bijzondere betekenis is, zowel voor de mensheid als ge heel als voor de verschillende volkeren. Uit datgene immers wat de cultuur aan ideeën en voortbrengselen heeft nagelaten kunnen wij niet alleen de geschiedenis van onze voorgeslachten kennen, maar kunnen wij ook onze eigen samenleving beter begrijpen. Onze cultuur komt voort uit een voortdurend groeiproces. Zij kan slechts worden be grepen in samenhang met die van onze voorouders. Elke generatie heeft de taak om de kernbronnen van onze cultuur zo veel als doenlijk te bewaren en over te dragen. Cultuuroverdracht is ook onze taak tegenover ons nageslacht. De belangstelling voor de verschillende stromingen en voor de verschillende tijdperken in de cultuur wisselt. Het leren kennen van het verschil in waardering voor verschillende voortbrengselen van de cultuur in de loop der tijden kan het inzicht in de ontwikkeling van de samenleving verdiepen. Zo krijgen wij ook meer inzicht in haar samenhangen en haar feilen. Kennis van de geschiedenis, waarvoor cultuurgoederen onontbeerlijk zijn, kan zo tot het in zicht van de samenleving bijdragen. Het woord cultuur, dat in de naam van het wetsontwerp voorkomt, wordt gebruikt in verschillende betekenissen. Dat lijkt op zich zelf geen bezwaar, mits het woord in dit ontwerp ruim wordt verstaan, namelijk als de wijze waarop de leden van een samenle ving zich gedragen ten opzichte van zich zelf, hun medemens en hun omgeving. Zonder naar nationalisme te streven moeten wij erkennen dat voor de verschillende vol keren het inzicht in de eigen geschiedenis en ontwikkeling van wezenlijk belang is voor het inzicht in het eigen wezen. Dat eigene is van belang voor het gevoel van eigenwaar de. Daarop mag evenwel niet zoveel nadruk worden gelegd, dat het afbreuk doet aan de verbondenheid van de mensheid als geheel. Deze erkenning van het belang der eigen be schaving heeft internationaal, vooral in de derde wereld, na de tweede wereldoorlog steeds meer ingang gevonden. Met de aanduidingen volkeren en nationaal wordt overi gens niet bedoeld dat een cultuur altijd door nationale grenzen wordt ingesloten. Een cultuur kan staatsgrenzen overschrijden; zij kan zich ook tot een deel van een volk be perken. In Nederland zelf behoort op zijn minst datgene aanwezig te zijn wat van wezenlijk be lang is voor het begrip en de kennis van de eigen cultuur. Dit geldt in de eerste plaats voor voorwerpen, welke hun oorsprong in Nederland vinden; datgene, waarin de geest van onze voorouders een neerslag heeft gekregen en waarin men de grondslag kan her kennen van onze nationale beschaving. De betekenis van cultuurvoortbrengselen van een land kan veel beter worden begrepen wanneer zij worden bezien in het totaalbeeld van zijn cultuur. De belevenis van het eigene, in het land zelf, schept meer dan iets an ders de daarvoor nodige rechtstreekse band die ons met het verleden bindt. Veeleer dan in het verleden van verre volkeren herkent iemand zich in zijn eigen histo rie. Dat geldt niet alleen voor hen, die zich uit belangstelling in de historie verdiepen maar ook voor degenen die min of meer toevallig in aanraking komen met cultuur voortbrengselen van het verleden. Studie en onderzoek van de cultuur kunnen veelal het beste plaatsvinden in het land van herkomst. Daar zullen de verbanden, waarop de [195]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 2