Uitlening archiefbescheiden Musea, Monumenten en Archieven van CRM), de Algemene Rijksarchivaris en de Ge meentearchivaris van 's-Gravenhage, besloten daarom door verkoop van het huis en door betere belegging de middelen te vergroten. Het doel van de Stichter, de collega's gelegenheid geven om ten dele op kosten van de stichting in Den Haag te verblijven, kon worden voortgezet door hen in Haagse hotels en pensions onder te brengen. In 1980 maakten 68 personen, collega's uit binnen- en buitenland, soms met gezinsleden, gebruik van deze mogelijkheid en werden in totaal 140 overnachtingen vergoed. Voorts kreeg het bestuur de mogelijkheid om de studiedagen van de Vereniging van Archiva rissen in Nederland met belangrijke bedragen te gaan subsidiëren. Ook voor de studie dagen 1981 zal dit het geval zijn. Een grote zorg was het voor de uitvoerders van Morren's laatste wil om de inboedel van de stichter een goede bestemming te geven. Door de medewerking van de gemeente archivaris van 's-Gravenhage en diens medewerker J. W. M. Klomp is het belangrijkste deel van die goederen op schitterende wijze in twee zalen van het gemeentearchief on dergebracht. De hierbij afgedrukte foto geeft hiervan een beeld.1 Hiermede heeft Den Haag de wens van het bestuur van de stichting tot vestiging van 'Morrenkamers' ver vuld. Het ziet er naar uit, dat Den Haag ook op nog andere wijze de herinnering aan Theodorus Morren, Haags historicus, zal levendig houden. Maar daarover een volgen de maal. De Morrenstichting, zonder 'Tehuis', maar met Morrenkamers en logeergelegenheid te 's-Gravenhage, floreert. Er is bovendien een uitstekende relatie met 'De Pauwhof' te Wassenaar, waarvan reeds vele collega's met subsidie van beide stichtingen hebben ge bruik gemaakt. Er is reden om met voldoening op het drukke jaar 1980 terug te zien. April 1981. H. J. van Meerendonk directeur van de Morrenstichting 1 Zie voor de inrichting in de Celebesstraat de foto op blz. 138 van het Ned. Archievenblad van 1967. [210] Inleiding Op 25 september 1975 besloot het Convent van rijksarchivarissen tot instelling van een commissie, welke tot taak kreeg te preadviseren over de aanwijzing van categorieën van archiefbescheiden die al dan niet voor uitlening (op grond van de artikelen 23-26 van het Archiefbesluit) in aanmerking komen. In overleg met het bestuur van de Landelijke Kring van gemeente- en streekarchivaris sen werd de commissie naderhand uitgebreid met twee leden uit gemeentelijke kring. Op 10 maart 1977 werd de samenstelling van de commissie gewijzigd door het uittreden van de heren Eijken en Mentink en de aanwijzing van de heer Pirenne tot voorzitter. Uiteindelijk,was de commissie als volgt samengesteld: dr. L. P. L. Pirenne (voorzitter), drs. R. M. E. Raaff (secretaris), J. W. van Petersen, drs. F. W. J. Scholten en drs. D. van der Vlis. Een eerste preadvies van de commissie werd behandeld in de vergaderingen van het Convent op 15 juni 1978 en van de Kring op 24 augustus 1978. Op 27 april 1979 zond de commissie haar eindrapport aan Convent en Kring, die dit op 22 mei respectievelijk 12 juni 1979 behandelden. Daarna werd het rapport aan de staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk aangeboden. Deze vroeg advies aan de Archief- raad. Over het door de Raad uitgebrachte advies nr. 202 van 5 augustus 1980 be raadslaagde het Convent op 2 september 1980. Het bestuur van de Kring leverde op 31 oktober 1980 commentaar. Uit de reacties bleek een grote mate van eenstemmigheid. De heren Pirenne en Raaff stelden daarop een definitieve versie van de 'richtlijnen uit lening archiefbescheiden' en het 'voorstel wijziging artt. 23-26 Archiefbesluit' samen. Deze versie werd op 10 februari 1981 door de Kring aan de staatssecretaris aangeboden. Namens het Convent werd op 6 maart 1981 aan de staatssecretaris geadviseerd de richt lijnen als aanbeveling zijnerzijds te publiceren. Bij brief van 31 juli 1981 nr. MMA/Ar 214.299 berichtte de staatssecretaris aan de algemene rijksarchivaris dat hij het belang van richtlijnen, die trachten te voorzien in een duidelijk en uniform uitleenbeleid door archiefbeheerders gaarne onderschrijft, maar zich van een oordeel over de concrete in houd moet onthouden. Evenmin acht de staatssecretaris publikatie vanwege het mi nisterie van CRM gewenst: 'In de in het Archiefbesluit vastgelegde attributie van be voegdheden met betrekking tot het beleid inzake de uitlening van archiefbescheiden, is de beheerders van archiefbewaarplaatsen discretionaire bevoegdheid toegekend om, binnen de in dat besluit genoemde grenzen, op uitleenverzoeken van derden een beslis- [211]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 10