'Bestuurskosten' en 'Commissies' voor 1981 aanzienlijk hoger geraamd zijn dan de
rekening 1980 te zien geeft, verklaart de penningmeester dat deze hoog geraamd
zijn i.v.m. de te verwachten bezuinigingen bij de overheden waarbij de bestuurs- en
commissieleden werkzaam zijn, waardoor deze mogelijk minder kosten t.b.v. deze
leden zullen willen dragen. Hierna wordt de begroting voor 1981 aldus vastgesteld.
6. Bestuursverkiezing: daar geen tegenkandidaten gesteld zijn, worden de voorgedra
gen kandidaten drs. J. N. T. van Albada en dr. F. C. J. Ketelaar bij acclamatie
door de vergadering benoemd. Desgevraagd verklaren zij hun benoeming aan te
nemen. Hierna spreekt de voorzitter dank uit aan de aftredende bestuursleden mr.
Caspar van Heel en mr. J. Rinzema voor al hetgeen zij voor de vereniging gedaan
hebben in de afgelopen vijf jaar.
7. De termijn waarvoor de redacteur van het Nederlands Archievenblad benoemd is,
is verstreken. De voorzitter deelt mede dat er vergevorderde plannen zijn de redac
tie van het blad uit te breiden, mede i.v.m. het vele werk dat daaraan verbonden is.
Het was niet mogelijk nu reeds uitgewerkte voorstellen aan te bieden, maar hij zegt
toe dat deze zo spoedig mogelijk gedaan zullen worden. De redacteur, mr. J. H.
van den Hoek Ostende, wordt hierop door de vergadering herbenoemd, waarna de
ze verklaart zijn herbenoeming te aanvaarden.
8. Statutenwijziging, waartoe met inachtneming van artikel 16 der statuten een uitge
werkt voorstel aan de leden toegezonden was.
De heer J. M. M. Jansen verklaart het voorstel niet te begrijpen; z.i. is er op een
aantal punten nog geen principebesluit tot statutenwijziging gevallen en tevens
wijst hij er op dat registratoren, bedrijfsarchivarissen, atlasbeheerders en restaura
toren reeds hun eigen vereniging hebben, een voorbeeld dat ook door de bibliothe
carissen gevolgd zou kunnen worden. Hij vindt dat het voorstel verworpen moet
worden.
Dr. W. J. van Hoboken dankt allereerst voor het hem aangeboden erelidmaat
schap. Het voorstel tot statutenwijziging acht hij niet raadzaam, daar wanneer er
leden met diverse achtergronden in de VAN komen, deze een totaal ander karakter
zal krijgen. Het beheer van de atlassen, bibliotheken e.d. behoort z.i. tot de rand
gebieden van het archiefwezen en niet bij het vakgebied van de archivarissen. De
VAN heeft als taak de behartiging van de belangen van het Nederlandse archiefwe
zen, en hij vreest dat deze categorieën nieuwe leden onvoldoende begrip hebben
voor de essentiële zaken waarvoor de VAN zich tot nu toe ingezet heeft. Hij herin
nert aan de kwestie van de toelating van bedrijfsarchivarissen tot de VAN in de
vijftiger jaren, die na een zeer woelige periode een eigen vereniging, de NVBA, op
gericht hebben. Wanneer ook nu een turbulente periode zou ontstaan, zou het wel
eens zeer moeilijk kunnen zijn de zaak weer terug te draaien. Daarom bepleit hij
een véél betere communicatie met de verenigingen van atlasbeheerders, restaurato
ren, eventueel de bibliothecarissen e.d. Ingeval de statutenwijziging toch doorgang
mocht vinden, bepleit hij dat het bestuur alléén uit hogere en middelbare archief
ambtenaren zal bestaan. De dan in te stellen secties zouden hun afgevaardigden
naar de bestuursvergaderingen kunnen zenden, waar zij een adviserende stem zou
den dienen te hebben. Eveneens stelt hij voor om dan op staande voet een sectie in
[98]
te stellen, waarin alle hogere en middelbare archiefambtenaren opgenomen zouden
moeten worden. Overigens acht hij dit zelf een noodoplossing.
Drs. D. van der Vlis spreekt de vrees uit dat het bestuur tijdens de algemene verga
dering te Zwolle niet goed geluisterd heeft; wanneer de wijziging aangenomen
wordt zal er z.i. een categorale vakbond ontstaan en niet langer sprake zijn van een
vereniging van vakgenoten. De te vormen secties acht hij een onduidelijke en onbe
vredigende zaak, terwijl ook niet uitgewerkt is hoe deze precies zouden moeten
gaan werken. Daarom stelt hij het bestuur voor het voorstel terug te nemen.
Drs. A. J. M. den Teuling wijst op de vele medewerkers bij archieven die zich vaak
tot het uiterste inspannen voor het goed functioneren van hun archiefdienst en toch
nergens vertegenwoordigd zijn.
Mw. mr. W. E. S. L. Keyser-Schuurman vraagt of het niet mogelijk is deze catego
rieën medewerkers op bijzondere titel toe te laten. De voorzitter verklaart dat dat
ook thans reeds mogelijk is, maar dat deze mogelijkheid alleen dient voor een enkel
geval en het niet wenselijk is dit op zeer grote schaal toe te passen.
Dr. Ketelaar wijst op parallellen met andere verenigingen, waar ook de kwestie van
toelating van wel bij het vak betrokken, maar niet aan de vereisten van het lidmaat
schap beantwoordende medewerkers speelde. Vroeger kon de VAN een exclusief
groepje personen zijn, dat echter wel het gehele archiefwezen omvatte, maar de
laatste jaren zijn er enorm veel medewerkers in het archiefwezen gekomen die niet
meer het diploma (hoeven te) bezitten. Hij betreurt het dat er inmiddels enkele ver
enigingen naast de VAN opgericht zijn. Hij wijst ook op de zustervereniging in
West-Duitsland, waar al jaren archivarissen van zeer diverse pluimage lid van de
VDA zijn zonder dat dat tot enige spanning aanleiding geeft. Hij acht het hoog tijd
dat het gezicht van de VAN gaat veranderen, daar die overige categorieën mede
werkers mondig genoeg zijn om zinvol mee te kunnen praten, vooral waar ook hun
eigen belangen in het geding zijn.
Hierna schorst de voorzitter de vergadering voor een korte koffiepauze.
Na de hervatting verklaart drs. Van Albada dat het noodzakelijk is om de vereni
ging open te stellen om daardoor bij de tijd te kunnen blijven.
Mr. T. N. Schelhaas wijst op een onjuiste weergave van zijn te Zwolle geuite me
ning m.b.t. de openstelling van de VAN in de notulen van die vergadering, die nu
ten onrechte in een door hem niet bedoeld verband gebruikt wordt. Hij verklaart
zich een groot voorstander van de openstelling en geeft een paar voorbeelden van
bij het Centraal Bureau voor Genealogie werkzame personen, die een taak vervul
len die niet onderdoet voor die van vele archivarissen. Ook wijst hij op een discre
pantie tussen de tekst van het voorstel en de toelichting daarop. Volgens de tekst
van het wijzigingsvoorstel kunnen alleen zij lid worden die werkzaam zijn bij een
archiefdienst e.d., hetgeen z.i. beperkt is tot de juridische band tussen werkgever
en werknemer, en de toelichting, die de toelating van ook W.S.W.-medewerkers
e.d. toestaat. Z.i. is dit tegenstrijdig, doordat de W.S.W.-medewerkers een juridi
sche band hebben met de Sociale Dienst en niet met de archiefdienst, en deze zou
den daardoor dus geen lid kunnen worden. Om hen eventueel toch als lid toe te
kunnen laten zou het z.i. noodzakelijk zijn de tekst aan te passen. De voorzitter
[99]