kunnen wij een ander minimumbeeld rekonstrueren, nu alleen van de koningsoorkon den: 3 originelen uit de 10e eeuw, 15 uit de 1 le, 6 uit de 12e en 8 uit het eerste kwart van de 13e eeuw. Van deze 32 koningsoorkonden, die in 1230 minimaal aanwezig waren, vond Michiel Keyen van Breda, toen hij omstreeks 1500 het chartrier van de dom inven tariseerde, er nog 13, waarvan de oudste dateerde uit 975 en er één van koning Hen drik III onleesbaar was door ouderdom. Aan vier oorkonden hing een gouden zegel47 Ondanks onze vooropgezette reserve, dat de genoemde cijfers minima zijn en boven dien niet steeds onderling vergelijkbaar, moet de konklusie luiden dat het oudste archiefbestand van de Utrechtse kathedraal reeds in de middeleeuwen is uitgedund, zonder dat grote rampen van buitenaf daarop invloed schijnen te hebben uitgeoefend. Dit brengt ons op de vraag hoe in het algemeen het beheer van de kerkelijke archieven geregeld was. In de oude kerk van Rome stond de primicerius notariorum aan het hoofd van de kanselarij annex archief48 en de vroegste, die als zodanig bekend is, was Laurentius, aan wie Augustinus in 421 zijn werk Enchiridion de vita, spe et caritate opdroeg49. Deze Laurentius leefde twee eeuwen later dan de martelaar Laurentius, die in 258 stierf en aan wie later eveneens een archieftaak is toegeschreven, doch de gron den daarvoor zijn apokrief. Ook de grote abdijen hebben het archiefbeheer al vroeg aan één van hun monniken opgedragen, niet zelden de koster-schatbewaarder. Om streeks 835 ging abt Wala van Bobbio er overigens al van uit dat het ambt van custos cartarum onderscheiden diende te zijn van de ambten van koster en bibliothekaris50. In de Nederlanden treffen wij in het tweede kwart van de 11e eeuw in de abdij van Sint- Truiden en in de eerste helft van de 12e in de S. Maartensabdij te Doornik een armarius aan, die het gekombineerde ambt van archivaris-bibliothekaris zal hebben uitgeoefend. In beide gevallen schijnt de funktie bovendien in relatie met het ambt van cantor te heb ben gestaan51. Ingewikkelder en ook boeiender dan bij de abdijen was het beheer bij de grote kapit- 47 RA Utrecht, domkapittel, nr. 33. De gouden zegels hingen aan de oorkonden d.d. 1026 juni 14, 1040 mei 21, 1196mrt. 6 en 1220 apr. 26, zodat de mening van Van Buchel en Muller Fz. in dezen dient gekorrigeerd, S. Muller Fz., Catalogus van het archief der bisschoppen van Utrecht, Utrecht 1906, biz. XXVIII e.v. Van de drie 10e eeuwse oorkonden, die Cornelis Booth in de 17e eeuw zou gezien en nagetekend hebben, J. van de Water, Groot placaatboek - - - 's lands van Utrecht, II, Utrecht 1729, blz. 321, 322, bestond er omstreeks 1500 maar één meer. 48 Bresslau, a.w., I, blz. 159 e.v. 49 De Rossi, a.w., blz. XXXI. 50 Custos cartarum omnia prevideat monasteria monumenta; bibliothecarius omnium librorum curam habeat, lectionum atque scriptorum; custos eclesiae provideat luminaria et omne orna- mentumInitia consuetudinis Benedictinae, ed. K. Hallinger, e.a., Siegburg 1963 blz 421. 51 Cumque ad illud responsorium ventum fuisset, quod cantandum abbati ab armario defertur, significavit abbas armario, ut memorato iuveni pro se cantandum deferret, Rodolfi Gesta abbatum Trudonensium, ed. R. Koepke, MGH, SS, X, Hannover 1852, blz. 232; Adolescens vero ille quem prediximus Alulfus monachus factus, in cenobio nostro armarii seu cantoris officium 47annis tenuit, Herimanni abbati Liber de restauratione S. Martini Tornacensis ed. G. Waitz, MGH, SS, XIV, Hannover 1883, blz. 290. [136] tels. Wat de Nederlanden betreft kan de situatie te Luik, Maastricht en Utrecht als voorbeeld dienen. In de statuten van 1250 voor het kathedraalkapittel van Luik werd bepaald, dat de kerkzegels zouden zijn toevertrouwd aan vier sleutelbewaarders, te weten de deken en drie, elk jaar wisselende, kanunniken, gebonden aan een speciale eed52. In het kathedraalkapittel van Utrecht blijkt volgens het rechtsboek van Hugo Wstinc een eeuw later hetzelfde ambt te bestaan en ook daar werd het uitgeoefend door de deken en drie kanunniken, met als bijzonderheid dat de schatbewaarder van het sleutelbewaardersambt was uitgesloten53. De statuten van Luik spreken uitsluitend over de zegels, maar omdat de zegels er evenals in Utrecht in het archief waren geborgen, be waakten de sleutelbewaarders automatisch het archief. Wij bezitten twee oorkonden in een formulierboek betreffende bezoeken aan respektievelijk het archief van het kapittel van S. Jan omstreeks 1340 en aan dat van Oudmunster in 1355, waarbij wij de sleutel bewaarders in aktie zien, wier ambt dus al in Wstinc tijd ook in andere Utrechtse kapit tels blijkt te bestaan54. In beide gevallen gaat het om het maken van een afschrift van een archiefstuk en wij nemen het bezoek in 1355 aan het archief van Oudmunster als voorbeeld. In opdracht van het kapittel gaan twee notarissen en getuigen in gezelschap van drie sleutelbewaarders naar de schatkamer die voor hen door de schatbewaarder wordt geopend. Als zij binnengelaten zijn en de deur weer achter hen gesloten is, ope nen de drie sleutelbewaarders het archief, halen het cartularium, waar het om gaat, te voorschijn en slaan het op bij de gezochte tekst. De notarissen transkriberen en kollati- oneren de tekst ter plaatse, in aanwezigheid van de sleutelbewaarders. Omdat het ar chief zich in een gesloten ruimte binnen de schatkamer bevond, moest de schatbewaar der dus altijd bij een archiefbezoek worden ingeschakeld en is het verklaarbaar, dat in de statuten werd verboden dat hij bovendien een sleutel van het archief zou hebben. Het kapittel van S. Servaas te Maastricht besloot in 1385, omdat er al veel archivalia verloren waren gegaan, het voorbeeld van Luik te volgen en het ambt van sleutel bewaarder in te stellen55. Drie kanunniken zouden als zodanig optreden en evenals in 52 Item ordinamus ut annuatim in predicto capitulo generati tres claves sigilli committantur tri bus de capitulo fidedignis, ad hoc eligendis hoc modo: sacerdotes canonici ad hoe eligent unum canonicum sacerdotem, dyaconi unum dyaconum et subdyaconi unum subdyaconum; quartam vero clavem servabit decanus,et singulis annis persone mutentur; iurabunt autem qui dictas claves custodient - - -, S. Bormans en E. Schoolmeesters, Cartulaire de l'égli- se Saint-Lambert de Liège, Brussel 1893, I, nr. 479 (1250 nov. 9). 53 De officio conservatorum clavium sigillorum ecclesie. Ad istorum officium pertinet sigilli ecclesie et contentorum in archa iuxta sigillum claves custodire; et erunt quatuor: decanus unus et tres canonici capitulares, sednon thesaurarius, S. Muller Fz., Het rechtsboek van den dom van Utrecht door mr. Hugo Wstinc, Den Haag 1895, blz. 113. 54 RA Utrecht, kapittel Oudmunster, nr. 329 f° 76v (ca. 1340), f° 81v e.v. (1355 dec. 10). Quia desidia et negligentia in perditionibus litterarum, registrorum et privilegiorum ecclesiae, non modica ipsi ecclesiae parat incommoda, eventu rei docente, statuimus et ordinavimus, quod omni anno eligentur tres canonici residentes, unus presbyter, unus dyaconus et unus subdyaconus, qui recipere teneantur sub fida custodia sua in loco seu locis infra ecclesiam ad hoc per capitu/um deputato seu deputandis, sub firma clausura omnes litteras privilegiorum et censuum ecclesiae et recepta conscribere et extracta pro utilitate ecclesiae diligenter reponere, ad quem clausuram quilibet predictorum habeat unam clavem, RA Maastricht, kapittel S. Servaas, nrs. 94-96, statuut 76. [137]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 21