bedoeld voor de bewaring van relieken eveneens geborgen in een scrinium en deze kombinatie, soms bovendien met de kerkschatten, is niet zeldzaam. Zij roept het ar chief in de S. Pieter te Rome in herinnering, waar de belangrijkste stukken kwamen te liggen bij de H. Petrus zelf. Zo bevat een oorkonde van Lodewijk de Vrome voor de abdij van Saint-Denis uit 832 de aankondiging dat de koning één exemplaar van het stuk zal bewaren, de abt een ander en dat er bovendien één zal gelegd worden naast de belangrijkste reliek van de abdij: het gebeente van de H. Dionisius27. In het west- frankische rijk werd in 869 door een capitulare van Karei de Kale de bisschoppen uit drukkelijk voorgeschreven hun pauselijke en koninklijke privileges met grote zorg te bewaren28. Ook in het gebied van de latere Nederlanden worden enkele archieven al vroeg in de bronnen genoemd. De 9e eeuwse Milo van Saint-Amand deelt mee dat indertijd Aman- dus veel boeken aan het archief van de abdij van Elnone in het latere Vlaanderen heeft geschonken, onder andere synodale handelingen, die de paus hem in 649 met een bege leidend schrijven had gezonden, welk laatste door Milo wordt afgeschreven29. Kunnen wij nog zeggen dat de grens tussen archief en bibliotheek hier vaag is, Milo signaleert ook een bepaalde oorkonde uit de 7e eeuw in het abdijarchief en heeft die in handen ge had, want hij zegt erbij dat hij geschreven was in een vreselijk schrift30. Op het einde van de 10e eeuw schrijft Notker, bisschop van Luik, wijzend op de relatie van de kathe draal met de abdij van Stavelot, dat vele stukken uit de vroege tijd berusten in de ar chieven van beide instellingen31 en in een brief aan abt Werenfried van Stavelot heeft hij het over het cartularium van de abdij, waarmee hij het chartrier bedoelt32. De auteur 26 Archivum ecclesiae tutissimis aedificiis cum cripta in honore sancti Petri omniumque aposto- lorum, martirum, confessorum ac virginum dedicata, ubi Deo propitio derservire videmur, opere decenti construxit, Flodoardi presbiteri Historia Remensis ecclesiae, ed. I. Heller en G. Waitz, MGH, SS, XIII, Hannover 1881, blz. 467. De bouw vond plaats onder aartsbisschop Ebo (816-835). 27 Tres cartulas conscripserunt: ut una earum ad caput gloriosissimorum Christi martyrum fieret, altera regiae dominationis nostrae custodia servari demandaretur, tertiam vero ipsius monasterii abbas haberet, J. Tardif, Monuments historiques. Cartons des rois, Parijs 1866, nr. 124 (832 aug. 26). 28 Episcopi privilegia Romanae sedis et regum praecepta ecclesiis suis confirmata vigiii solertia, ut exinde auctorabili firmitate tueantur, Capitularia regum francorum, ed. G. H. Pertz, MGH, LL, I, Hannover 1835, blz. 511 (869 eind juni-juli). 29 Cuius (sc. A mandi) sagacis animi industriam operumque efficaciam et corpora librorum nostro archivo indita ac totius coenobii in melius augmentata, etiamsi humana lingua taceat, fabricae structura clamat, Vita Amandi episcopi II, auctore Milone, ed. B. Krusch, MGH, SRM, V, Hannover-Leipzig 1910, blz. 477. Voor de zending van paus Martinus I en het af schrift van diens schrijven uit 649, zie blz. 452-456. 30 Sicut etiam testamento terribili scripto pro hac re, quod in archivo nostri monasterii hactenus servatur, decrevit, ibidem, blz. 472. 31 Multa etenim scripta ex eisdem rebus per multa annorum curricula a nobis possessis in utra- rumque ecclesiarum adhuc retinentur' archivis, Vita Remacli episcopi et abbatis, ed. B. Krusch, MGH, SRM, V, Hannover-Leipzig 1910, blz. 104. De vita zelf is niet van Notker, doch dateert uit het begin van de 9e eeuw. 32 Ex cartulario vestro non desit notitia, ibidem, blz. 109. [132] van de daden van de bisschoppen van Kamerijk geeft tegen het midden van de 1 le eeuw een verantwoording van zijn bronnen en noemt daarbij de charters uit het kathedraal archief33. Dergelijke vermeldingen zijn aardig, maar hebben geen exklusieve waarde, want van andere abdijen zoals die van S. Bertijns te Sint-Omaars, S. Pieters en S. Baafs te Gent, Nijvel, Echternach en andere weten wij door hetzij in origineel, hetzij in af schrift bewaarde vroeg-middeleeuwse oorkonden even goed, dat zij van meet af aan een archief hebben bezeten. Dat laatste geldt ook voor de kathedraal van Utrecht, waar het eerste archief binnen de grenzen van het huidige Nederland werd gevormd, waarop wij thans wat dieper zullen ingaan. De inhoud van de archieven bepaalt in hoge mate onze kennis van de geschiedenis, maar op zijn beurt heeft de loop der geschiedenis in even hoge mate de inhoud van de archieven bepaald. Door kalamiteiten en andere oorzaken is verreweg het grootste deel van de kerkelijke archieven uit de Christelijke oudheid en de vroege middeleeuwen ver nietigd. Slechts een kleine fraktie van wat er ooit is geweest, heeft de tand des tijds kun nen doorstaan. In onze streken is bijvoorbeeld de tijd van de invasies van de Noorman nen funest geweest voor de toen bestaande archieven en bepalend voor onze geringe kennis van de voorgaande periode. Toen bisschop Elunger van Utrecht kort voor 858 voor de Noormannen vluchtte naar Sint-Odiliënberg, bevatte het bisschoppelijk archief reeds vele koningsoorkonden en partikuliere schenkingsoorkonden. De bisschop nam het archief, of tenminste een deel ervan, mee, en daarvoor moeten wij hem dankbaar zijn, want, zegt omstreeks 900 de schrijver van het leven van de H. Gangulf, van men sen die uit lijfsbehoud vluchten kan men nu eenmaal niet verwachten, dat zij archieven redden34. Bisschop Hunger nam mee minstens 14 koningsoorkonden en 13 partikuliere schenkingsoorkonden uit de 8e en 9e eeuw, maar waarschijnlijk veel en veel meer. In Sint-Odiliënberg ging de archiefvorming door, aanwijsbaar is daar ingekomen een oor konde van koning Lotharius II uit 8 5 835. Toen de bisschop zich vervolgens te Deventer in het oosten van zijn diocees vestigde, nam hij opnieuw een deel van het archief mee en ook daar ging de archiefvorming verder, in ieder geval met twee nieuwe koningsoor konden van Zwentibold in 896 en ca. 89936. Voor het opstellen van de eerste werd ge bruik gemaakt van vooroorkonden, die dus in Deventer moeten hebben berust. Boven dien liet bisschop Radbod daar 10 koningsoorkonden in chronologische volgorde in schrijven in een cartularium, dat hij in 914 aan koning Koenraad I voorlegde, welke Sed et in kartis quoque, quae adhuc in archivo ipsius aecclesiae sunt, repperimus, Gesta epis- coporum Cameracensium, ed. L. C. Bethmann, MGH, SS, VII, Hannover 1846, blz. 402. Quippe hominibus quaqua versum fugientibus et sibi tantum suaeque vitae consulentibus nul- lamque de custodiendis archivis curam habentibus, Vita Gangulfi martyris Varennensis, ed. W. Levison, MGH, SRM, VII, Hannover-Leipzig 1920, blz. 169. M. Gysseling en A. C. F. Koch, Diplomata belgica ante annum millesimum centesimum scrip ta, I, (Tongeren) 1950, nr. 186 (858 jan. 2). 36 Th. Schieffer, Die Urkunden Zwentibolds und Ludwigs des Kindes, Berlijn 1960 (MGH), nr. 9 (896 juni 24) en 10 (ca, 899?). Zie voor deze oorkonden en de datering: C. van de Kieft, Twee vrijlatingsoorkonden van koning Zwentibold, in: Scrinium et scriptura. Opstellen - - - aangeboden aan prof. dr. J. L. van der Gouw, Groningen 1980 Nederlands archievenblad jg. 84), blz. 204-214. [133]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 19