zonder ook voor de ontwikkeling en verdere uitdieping van de archivistiek. Als
Roessingh13 constateert, dat de aandacht die de laatste jaren aan de ordeningsproble
men is besteed, niets heeft opgeleverd, dan moet m.i. als oorzaak hiervoor worden aan
gewezen, dat de Nederlandse archivarissen hun ordeningsbeslissingen veelal weinig con
creet verantwoorden. Erger nog, de toch belangwekkende discussie omtrent de orde
ningsbeginselen, welke onder aanvoering van Meeuwissen14 de laatste tijd in het Ar
chievenblad wordt gevoerd, hangt volledig in de lucht, indien niet verifieerbaar is aan
de hand van de inventarissen of ook feitelijk overeenkomstig de ordeningsbeginselen
wordt gehandeld.
Mijn conclusie is dan ook, dat een inventaris zonder controlemogelijkheid op de geno
men ordeningsbeslissingen (door het stellen van het concretiseringsvereiste), metho
disch een leemte vertoont. Een dergelijke inventarisatie is niet het resultaat van weten
schappelijke arbeid.
De registratie van ordeningsbeslissingen
Het zal aan de inventarisator zijn deze leemte op te vullen. M.i. zal het in dit verband
gewenst zijn, dat hij een inventarisatiedagboek aanlegt van de door hem genomen orde
ningsbeslissingen. Dit lijkt mij beter dan de tot op heden gevolgde praktijk dat op de fi
ches zelf aantekeningen worden gemaakt betreffende de ordening. Vanuit het dagboek
kan hij de verantwoording opbouwen. Het dagboek wordt naast de inventaris bewaard
en kan desgewenst door de gebruiker of anderszins belangstellende worden geraad
pleegd.
Dit betekent meer werk dan totnogtoe en dat is alleen aanvaardbaar indien zin en nut
daarvan duidelijk zijn. De constatering dat de niet concreet verantwoorde inventaris
een leemte vertoont, is op zich onvoldoende. De wetenschap der archivistiek is immers
bij het inventariseren slechts een middel en geen doel. Toch biedt het fundament van de
archivistiek houvast. Voor het herkomstbeginsel en het structuurbeginsel is in het verle
den bepaald niet zonder grond gekozen. De zin ervan is, dat naast de inhoud van de ar
chivalische eenheden ook de plaats in het archief en de samenhang met de andere een
heden van betekenis zijn voor het historische begrip. Verricht nu een inventarisator or
deningshandelingen zonder zijn ordeningsbeslissingen in de inventaris concreet te ver
antwoorden, dan versluiert hij historische feiten. Natuurlijk hoeft dit niet altijd even
ernstig te zijn. Immers niet elk archief en ook niet elk stuk of historisch feit is even be
langrijk. Echter de afweging hieromtrent mag niet te lichtvaardig leiden tot het achter
wege laten van de concrete verantwoording van een ordeningsbeslissing. In plaats van
het aantasten van het arbeidsintensieve bijhouden van een dagboek en het concreet ver
antwoorden van de ordeningsbeslissingen, kan men zich afvragen of het niet beter is
13 M. P. H. Roessingh, 'Alles heeft een grond, rust op een beginsel', NAB 1979, jrg. 83, blz.
248-249.
14 W. J. Meeuwissen, De ordeningsbeginselen opnieuw aan de orde gesteld, NAB 1979, jrg. 83,
blz. 161-167; R. C. J. van Maanen, Reactie op: De ordeningsbeginselen opnieuw aan de orde
gesteld, NAB 1979, jrg. 83, blz. 244-247; W. J. Formsma, Ordeningsbeginselen, NAB 1979,
jrg. 83, blz. 314-316.
[570]
om vooraf serieuzer te overwegen of het archief wel voor inventarisatie in aanmerking
komt15. In veel gevallen kan worden volstaan met een plaatsingslijst, weliswaar onder
handhaving van de status quo in de (wan)orde.
Er is behalve een principieel ook een belangrijk praktisch voordeel bij de optekening
van ordeningsbeslissingen in een dagboek. De inventarisatie wordt hierdoor beter over
draagbaar op een opvolger en kan beter voor langere termijn worden onderbroken.
Het is van belang, dat een goede, concrete verantwoording van de ordeningsbeslissin
gen door de Nederlandse archivarissen wordt onderschreven. Zinvol is het dan, dat er
naast de aandacht die er is voor de beschrijvingstechniek een notatiesysteem voor
ordeningsbeslissingen wordt ontwikkeld. Hierin kunnen de punten worden uitgezet
waaraan de inventarisator achtereenvolgens aandacht moet besteden bij het nemen van
ordeningsbeslissingen.
F. R. Biesta.
SUMMARY
The account of decisions of arranging
Acts of arranging result from archivistic decisions that are based on certain principles
of arranging. These decisions should be accounted for in the inventory. To this end it is
advisable to keep a journal of the inventarisation. The development of a system to note
down these decisions is then meaningful.
15 Vgl. E. P. de Booy, NAB 1978, jrg. 82, blz. 334-336. Zij stelt, dat de minutieuze verantwoor
ding in wanverhouding staat tot het belang van het archief.
[571]