4. De toekomst van de vereniging, zoals die uiteengezet is door het bestuur in een nota
aan de leden, wordt hierna aan de orde gesteld. De voorzitter deelt mede dat hierover
reeds schriftelijke reacties ontvangen zijn van de heren J. A. G. Bekker te Haarlem en
drs. D. van der Vlis te Kampen, terwijl door medewerkers van de Gemeentelijke Ar
chiefdienst van Utrecht een verklaring opgesteld is, die hij voorleest. Daarna geeft hij
gelegenheid aan de briefschrijvers hun standpunt mondeling summier toe te lichten. De
heer Bekker verklaart in eerste instantie enthousiast gereageerd te hebben, doch n.a.v.
de brief van drs. Van der Vlis dit meer genuanceerd te hebben. In navolging van deze
bepleit ook hij nu een fusie met SOD en NVBA, en wenst dat de herstructurering dus
danig gerealiseerd wordt dat daardoor reeds ingeschoten kan worden op een toekomsti
ge fusie met die verenigingen. Het gaat z.i. om de archieven met de daaraan verbonden
problemen, vooral de technische, en minder om de ambtenaren. Hij geeft een algemene
doelstelling en bepleit een buitengewoon soepel toelatingsbeleid. Z.i. moet iedereen
over alle aspecten van het archiefwezen kunnen mee-overleggen.
Drs. Van der Vlis spreekt de vrees uit dat de thans bestaande horizontale structuur ver
vangen zal worden door een verticale. Hij bepleit betere contacten van archiefambtena
ren met de registratoren, waarbij actief op de problemen ingespeeld wordt en niet achter
de feiten aangehold wordt. Een fusie met SOD en NVBA is z.i. daartoe noodzaak opdat
niet een exclusieve studieclub zal ontstaan of gecontinueerd wordt. De uitvoering van de
taken t.a.v. de overgedragen en niet-overgedragen archieven moet z.i. centraal staan.
De voorzitter merkt op dat een fusie thans niet aan de orde is. Van de zijde van SOD en
NVBA is verklaard dat daaraan geen behoefte bestaat. Wel heeft de voorzitter van de
SOD er op gewezen dat VAN-leden ook lid van de SOD kunnen worden. Wat betreft de
wens van de heer Bekker om ook belangstellenden als lid toe te laten merkt hij op dat
het bestuur voorgesteld heeft om secties naar gebleken behoefte in het leven te roepen.
Dr. F. C. J. Ketelaar vraagt wat het bestuur met het voorstel van de medewerkers van
de Gemeentelijke Archiefdienst van Utrecht wil doen. De voorzitter zegt dat het
bestuur daarover nog geen standpunt ingenomen heeft, daar dit voorstel eerst kort voor
het begin van de vergadering ingekomen is.
Drs. I. W. L. A. Caminada is benieuwd te horen welke de motieven zijn die het bestuur
tot het huidige voorstel bewogen hebben. Aanleiding was de vraag van de bibliotheca
rissen bij archiefdiensten of voor de vorm van periodiek onderling overleg die dezen
wensten bij de VAN een mogelijkheid zou kunnen bestaan, aldus de voorzitter. Deze
bibliothecarissen, waaronder zowel leden van de vereniging als leden van de Nederland
se Vereniging van Bibliothecarissen, Documentalisten en Literatuuronderzoekers, heb
ben bij meerdere verenigingen geïnformeerd welke mogelijkheden er zijn voor structu
rering van het thans vrijblijvende overleg. De voorzitter wijst ook op de thans bestaan
de praktijk van steeds ad-hoc uitnodigingen aan belangengroepen voor het bijwonen
van vergaderingen, terwijl ook de communicatie tussen die belangengroepen en clubjes
onderling niet optimaal te noemen is. Het bestuur heeft zich langdurig beraden over de
vraag waar de grens voor het toelatingsbeleid zou moeten liggen. Dit was niet gemakke
lijk i.v.m. de vraag of ook medewerkers in W.S.W.-verband lid zouden moeten kunnen
worden. Van aandrang van buiten is echter geen sprake.
Drs. Van Albada deelt mede, dat de bibliothecarissen ongeveer anderhalf jaar geleden
een verzoek aan het bestuur van de Landelijke Kring van Gemeente- en Streekarchiva
rissen gezonden hebben om een sectie daarvan te mogen vormen, maar dit heeft hen
verwezen naar de VAN. Door hem wordt bepleit dat er betere besprekingsmogelijkhe
den geschapen worden voor technische zaken. T.a.v. de medewerkers in W.S.W.-
verband wil hij meer weten over de motieven om deze zoals het voorstel nu ligt in
principe van het lidmaatschap uit te sluiten.
Dr. j. E. A. L. Struick voorziet grote problemen t.a.v. een eventueel opgaan van de
vereniging 'De Topografisch-Historische Atlas' en de Vereniging van archiefrestaura
toren in een geherstructureerde VAN, daar deze leden hebben die niet bij een over-
heids-archiefdienst werkzaam zijn. Ook bepleit hij een federatie i.p.v. een fusie met
SOD en NVBA.
Dr. Ketelaar heeft altijd betreurd dat al die reeds genoemde verenigingen buiten de VAN
om opgericht zijn. Hij meent dat er toch wel behoefte aan onderling contact is. In dit
verband wijst hij op het binnenkort te houden overleg tussen de chefs van de studiezalen
van de Rijksarchieven en enige grote gemeentearchieven, en de chefs van de afdelingen
algemene zaken. Deze kleine clubjes zullen weinig verbindingslijnen met andere clubs en
de VAN houden. Overigens juicht hij de suggestie van dr. Struick toe. Alleen wil hij dat
niet vastgehouden wordt aan de term 'archiefwezen', maar moeten de leden ook werk
zaam kunnen zijn bij andere instellingen. Ook de term 'archivaris' wenst hij niet abso
luut als zodanig te interpreteren. De VAN moet z.i. eerst inwendig sterk georganiseerd
zijn, voordat vanuit die positie met SOD en NVBA over fusie o.i.d. gepraat gaat wor
den. Verder zou hij het sterk betreuren wanneer de gedifferentieerde contributieheffing
door de herstructurering zou gaan verdwijnen en bepleit het handhaven ervan.
De heer Bekker ervaren hebbende dat fusie thans niet realiseerbaar is stelt zich
volmondig achter degenen die een federatie bepleit hebben. Als gemeentelijk archief
inspecteur heeft hij behoefte gevoeld aan een soortgelijk overleg als de bibliothecaris
sen, maar toen hij dit aankaartte bij een lid van de vereniging werd hij doorverwezen
naar de LKGS, onder wiens vleugels thans dit overleg van de grond gekomen is. In het
voorstel van het bestuur wordt over de inspectie in het geheel niet gerept. Overigens ziet
hij het begrip 'sectie' niet zo zitten.
De voorzitter spreekt zijn verwondering uit over de gesignaleerde doorverwijzing door
de VAN; hem is daarvan niets bekend. Wat betreft de secties en de indeling van inspec
teurs in een daarvan waarschuwt hij voor té veel detaillisme en legt uit waarom niet alles
al van te voren door het bestuur ingedeeld is. Te kleine secties zijn niet wenselijk, daar
alles op een zo breed mogelijk platform plaats moet vinden. De contacten met de SOD
zijn reeds langere tijd zo goed als maar kan; getracht wordt zoveel als mogelijk is samen
te doen. Dit geldt nu ook voor de NVBA.
De heer Bekker wijst op het exclusivisme van de VAN en steunt het soort overlegorgaan
voor archiefwetenschappers dat drs. Van der Vlis bepleit heeft.
De heer J. G. D. C. van Tiggelen, bibliothecaris bij de Gemeentelijke Archiefdienst van
Delft, meent dat de praktijk de taak van de archivaris bepaalt en dat het de bezoeker
niets interesseert waar hij zijn informatie vandaan moet halen, als hij die maar krijgt.
Overigens ontkent hij dat de bibliothecarissen ooit een verzoek tot de LKGS gericht
hebben om daarvan een sectie te mogen worden.
[523]
[522]