Predikantenperikelen in Dordrecht, 1572-1579 Th. W. Jensma Toen Dordrecht, na vanaf april 1572 economisch nadeel van de aanwezigheid der Water geuzen in het Nederlandse deltagebied te hebben ondervonden, op 25 juni 1572 de 'bevrij ders' onder commando van Barthold Entes van Menteda schoorvoetend had toegelaten1, traden de Dordtse aanhangers van de leer van Calvijn nog onwennig ogenknipperend in het licht der openbaarheid. Het ontbrak hun, die heimelijk hun geloof hadden beleden en er zonodig openlijk voor hadden geleden te enen male aan practische ervaring hoe nu de verstrooide aanhang pastoraal en leerstellig tot een gemeente van Christus te groe peren. De ketters van het eerste uur (Lutheranen en Wederdopers), wier namen eerst na hun opsporing en veroordeling bekendheid hadden gekregen2, waren een toonbeeld van trouw en standvastigheid geweest, maar konden door het ondergrondse karakter van hun samenkomsten geen voorbeeld van een organisatie doorgeven. Slecht voorbereid en geleid kwamen de Dordtse Calvinisten (volgens de overlevering bij Balen3) nog op de dag der omwenteling (25 juni) als gemeente onder een grote lindeboom in het Stek bijeen, waarbij de latere burgemeester Cornelis van Beveren vier kinderen ten doop zou hebben geheven. De aanwezigheid van een predikant wordt niet vermeld; die ar riveerde in de persoon van Johannes Lippius van Wezel eerst in juli, gevolgd door Bar- tholdus Wilhelmi van Londen op 27 augustus4. De eerste kerkdienst, tevens afsluiting van de Eerste Vrije Statenvergadering 15-24 juli 1572) in het Augustijnenklooster, zou, zo wil de traditie, op 25 of 26 juli door Ds. Lippius in de (gekuiste) Augustijnenkerk zijn gehouden5. Zekerheid hieromtrent kan niet worden verkregen, wel is het gebruik van de Grote Kerk in 1573 voor de Hervormde eredienst aantoonbaar6, terwijl de Augustijnen kerk eerst weer in 1576 als Hervormde kerk wordt genoemd7, de Nieuwkerk (na ver bouwingen in 1574) in hetzelfde jaar8. 1 Vergelijk voor de overgang van Dordrecht het artikel van T. S. JANSMA, 'Dordrecht wordt Geus', in Economisch-historische opstellen, geschreven voor ProfDr. Z. W. Sneller (Amster dam, 1947) blz. 32-51. 2 G. D. J. SCHOTEL begint zijn tweedelige geschiedenis van het Kerkelijk Dordrecht (Utrecht, 1841 en 1845) met een inleiding, o.a. over Dordtse ketters vóór 1572. Nadere studie hierover, zo als van J. J. BEYERMAN, 'Een vonnis van de "Bloedraad" over twee Mennonieten in 1572', in Zuid-Hollandse studiën 11 (1965) blz. 158-171, is zeker gewenst. 3 M. BALEN, Beschryvinge der stad Dordrecht (Dordrecht, 1677) blz. 845. 4 Acta kerkeraad Dordrecht (Consistorieboeck fol. 1 v.). 5 SCHOTEL, deel I, blz. 70. 6 Acta kerkeraad (Consistorieboeck fol. 2 r.). 7- Acta kerkeraad d.d. 15 april 1576 (Clatboeck fol. 10 v.). 8i Over de sloopwerkzaamheden: Thesauriersrekening der Reparatiën 1574 fol. 30 r.; verder: Clat boeck fol. 10 v. [388] Johannes Lippius en Bartholdus Wilhelmi zagen zich voor de opgave geplaatst overeen komstig de voorschriften van de Synodes van Wezel (1568) en Emden (1571) te Dor drecht een gemeente te constitueren. In september 1572 convoceerden zij een vergade- ring van alle mannen, d'welcke sij achteden den Evangelie toegedaen te sijn, uit wier midden voorlopig ouderlingen en diakenen werden gekozen. Dezen echter, uit gebrek aan ervaring, mogelijk ook bekwaamheid, verwaarloosden hun ambt en moesten bij herhaling door andere personen worden vervangen. Eerst in juni 1573 is, met 'inspraak' van geloofsgenoten uit de Dordtse magistratuur, een regelmatige verkiezing van zes ou derlingen gehouden, die op zondag 28 juni in de Grote Kerk na de ochtenddienst in hun ambt zijn bevestigd9. Twee weken eerder had een aantal personen in het openbaar belij denis van hun geloof afgelegd, waardoor een wettige gemeente, bevoegd tot de verkie zing van ouderlingen, tot stand was gekomen10. Op 5 juli 1573 konden in Dordrecht de Hervormden hun eerste Avondmaal vieren; ds. Bartholdus Wilhelmi bediende onder Schriftlezing van zijn collega Lippius aan 368 mannen en vrouwen, terwijl de ouderlingen Jan Canin (de bekende boekverkoper en -drukker) en Jan Thonissen de tafeldienst waarnamen11. Volgens een wel zeer globale schatting bestond de nieuwe gemeente in het eerste jaar van haar bestaan uit nog geen tien procent der volwassen Dordtse bevolking, maar toch had men toestemming van de Dordtse stedelijke overheid gekregen nog eens twee voorgangers te beroepen. Gebruik makend van de Engelse relaties van Bartholdus Wilhelmi was Jan Anthonissen in janu ari 1573 naar Londen gereisd. Uit naam van de Dordtse probeerde hij de Londense ge meente tot h^t zenden van predikanten te vermurwen door er op te wijzen dat onse broeders ende dienaeren Bartoldus ende Lippius swaecker sijn dan sij onder hem beyde het groeyende ende daghelycxs wassende last ende dienst (daer van de Heere sij ge- da nekt) connen draeghen, het welcke oock in tweer menschen doen niet en bestaet12. Jan Anthonissen (Thonissen) heeft een aantal predikanten, onder wie Ysbrandus Tra- bius (Balckius), gepolst13, maar zijn bemoeiingen leverden geen resultaat op en de Dordtse gemeente moest zich voorlopig met de tijdelijke steun van predikanten uit an dere steden behelpen. Zo verleende in de maanden februari tot april 1573 de Delftse predikant Gerard de Haan (Gerardus Gallicanus) pastorale bijstand, overigens tot on genoegen van burgemeester en ouderling Cornelis van Beveren, die in een preek van De 9 Consistorieboeck fol. 1 v. en 2 r. 10 Consistorieboeck fol. 1 v. en 2 r.; verg. acta classis Dordrecht d.d. 4 aug. 1573, art. 5 Classi- cale acta 1573-1620. Particuliere synode Zuid-Holland I: Classis Dordrecht 1573-1600. Be werkt door J. P. VAN DOOREN. 's-Gravenhage, 1980 (Rijks Geschiedk. Publicatiën, kleine serie) blz. 2. Geloofsbelijdenis voorafgaand aan het vieren van het Avondmaal overeen komstig de synode van Wezel cap. VI - 7 (uitg. F. L. RUTGERS, Acta van de Nederlandsche Synode der zestiende eeuw (Utrecht, 1889) blz. 29, in: Werken der Marnix-Vereeniging, serie II, deel III). 11 Consistorieboeck fol. 2 r. 12 Aanbevelingsbrief van de Dordtse kerkeraad aan de gemeente van Londen d.d. 28 januari 1573 (uitg. door J. H. HESSELS, in Ecclesiae Londino-Batavae Archivum, deel III-I (Canta- brigiae, 1897) nr. 220). 13 Verg. de brief van G. Wingius d.d. 27 maart 1573 (uitg. HESSELS, deel III-I, nr. 233). [389]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 99