helmus met betrekking tot alle Nederlanden de woorden O edelNeerlant soet in de mond gelegd42. Slechts langzaam zouden echter de aan de klassieken ontleende uitdrukkingen in de lagere bevolkingsgroepen binnendringen. En over het 'gemene vaderland' werd nog niet in affectieve zin gesproken: degenen immers, die deze term gebruikten, gaven daar mee te kennen dat zij in dat vaderland nog geen werkelijke eenheid bespeurden. Zo waren de nationale gevoelens gericht op de groep waartoe men primair behoorde, en richtte vaderlandsliefde zich op een vaak zeer beperkt territorium. Beide emoties kon den in eikaars verlengde optreden, maar deden dat bepaald niet bij iedereen. Zij ston den dus nog vèraf van het complex van gevoelens dat we in de 19e eeuw tegenkomen, en van de daarbij optredende gemoedsaandoeningen. V Binnen al deze bevolkingsgroepen in de Lage Landen kwam rond het midden van de 16e eeuw onvrede op ten aanzien van bepaalde aspecten van het beleid van de Habs- burgse landsheer. Geleidelijk bleken de ontevredenen elkaar op één punt te kunnen vin den: niet in een gemeenschappelijke doelstelling, maar slechts in een gezamenlijke anti stemming. Zo kwamen zij in opstand, in een monsterverbond dat voortdurend van om vang en inhoud zou wisselen. Achter de landsheer vormde zich een soortgelijk monster verbond. En tussen beide in kwam soms een groep gematigden naar voren, die succes scheen te hebben als harde middelen faalden43. Met name tussen 1576 en 1579 leken de plannen van deze laatste groep een oplossing te bieden. Maar zij mislukten en nieuwe strijd volgde, waardoor de gematigden voor een der beide monsterverbonden moesten kiezen. Krijgskans en internationale politieke ontwikkelingen factoren dus van korte termijn leidden er nu toe, dat zich binnen de Lage Landen twee statencomplexen be gonnen af te tekenen. Maar toen de oorlog, evenals omstreeks 1575, geen overwinnaar bracht, waren het opnieuw de gematigden, thans levend binnen elk van beide kampen, die een voorlopige oplossing met aanvaarding van de nieuwe politieke realiteit bewerk ten: het Bestand van 1609. Had nu de strijd een gevoel van eenheid doen ontstaan onder de opstandelingen? Soms leek het daar wél op. Dan werden de afzonderlijke redenen voor verzet vergeten en richtte de loyaliteit zich op de groep der opstandigen zelf. Die kon dan tot een natie worden, en het geheel der Lage Landen tot een patria. De strijdliederen laten daar iets van zien: daarin was sprake van verdediging van 't soete Nederlant, van Nederlant, ons aerts prieel**. Het enkelvoud wijst op de bredere horizon die de dichters ervan hadden 42 Aurelius aangehaald bij MULLER, 'Vaderland', blz. 52. 43 Deze verhoudingen zijn geanalyseerd tot ca. 1580 door J. J. WOLTJER, 'De Vrede-makers', in Tijdschrift voor Geschiedenis 89 (1976) blz. 299-321. De gebeurtenissen tussen 1559 en 1609, waarbij de invloeden van gematigden en radicalen in het oog zijn gehouden, heb ik be schreven in GROENVELD e.a., Kogel, blz. 67-140. 44 E. BAUDART, La Nation des Pays-Bas devant THistoire (Brussel, 1961) blz. 132-133. HOOGEWERFF, 'Geschiedenis', blz. 124-125. Overigens bleef de meervoudige term 'de Ne derlanden' veelvuldig in gebruik. [384] gekregen ten gevolge van de Opstand. Maar op andere momenten toonde het monster verbond zijn ware aard weer en kwamen afzonderlijke groepen daarbinnen tegenover elkaar te staan. De periode van Leicester levert juist daarvan voorbeelden te over. Speciale aandacht vragen in dit verband de jaren net vóór het Bestand, toen noord en zuid zich van elkaar begonnen af te tekenen. Was daarmee ook het idee van het ene va derland, samenvallend met alle gewesten, verdwenen? Bij de leiders nog niet, maar het werd wel vager. Zo sprak Oldenbarnevelt in 1608 weliswaar de hoop uit dat het gemeyn vaderlandt zal worden gestelt in vrede, maar niet dat het ooit nog eens politiek herenigd zou worden45. De landsadvocaat, als leerling van Oranje lang voorstander van het sa mengaan der zeventien landen, had dit idee omstreeks 1605 laten varen omdat hij het niet meer haalbaar achtte46. Nu concentreerde hij zijn aandacht alleen op de Republiek maar dat betekende nog niet dat hij, en andere leiders, deze meteen als een definitie ve eenheid beschouwden. Het is dan ook opmerkelijk, dat de leiders van omstreeks 1609 het noorden meervoudig bleven aangeven. Zij spraken over deze landen, ook wel over de Verenigde Nederlanden of bevrijde provintien*1Wél begonnen sommigen in het noorden de enkelvoudige naam Nederland voor zich te usurperen maar dat zou het zuiden ook doen, zij het minder vaak48. Zou, nu door de Bestandssituatie de basis voor de samenwerking tussen de Neder landers de Opstand was weggevallen, de eenheid tussen hen blijven voortbestaan? Ofwel: had de Opstand in de jonge Republiek een nieuw, algemeen saamhorigheidsge voel doen ontstaan, of zou de samenwerking nog steeds een monsterverbond blijken? De vrees van prins Maurits voor het laatste is voldoende bekend. Ook Oldenbarnevelt, strijder vóór het Bestand, was daar echter bang voor: hij achtte uiterste anarchie en confusie in een tijd zonder strijd bepaald niet uitgesloten49. Beide heren kenden, zou men kunnen zeggen, de inwoners der provinciën wel. De Bestandstwisten hebben aan getoond, dat inderdaad onder de oppervlakte van de samenwerking in oorlogstijd nog heel wat oude tegenstrijdige opvattingen en belangen waren blijven voortbestaan. Het verbond der opstandelingen was slechts tijdelijk, maar nog niet permanent een natie ge worden. 45- A. GIELENS, 'Een plan van verstandhouding tusschen Noord- en Zuid-Nederland in 1607- 1609', in Nederlandsche Historiebladen 2 (1939) blz. 17-32, nl. 30-31. Niet minder vaag sprak Willem Lodewijk in 1608 over de vervoirderinge van het gemeyn beste ende des vaderlandts welstandt door een vrede. 46 DEN TEX, Oldenbarnevelt, II, blz. 364, 421, 541-542. 47 Ibidem, passim. Zo ook: A. J. VEENDENDAAL (ed.), Johan van Oldenbarnevelt, beschei den betreffende zijn staatkundig beleid en zijn familie. Deel II (1602-1613). 's-Gravenhage, 1962, passim. (R. G. P., 108). En de hoorn des overvloeds van bewijsplaatsen: VREEDE, In leiding, II 1, passim. 48 O.a. M. SABBE, Brabant in 't verweer. Bijdrage tot de studie der Zuid-Nederlandsche strijd literatuur in de eerste helft der 17e eeuw (Antwerpen, 1933) blz. 98, ook 345. 49 Zie hiervoor: J. VAN HAMEL, De eendracht van het land 1641 (Amsterdam, 1945) blz. 140- 41. KOSSMANN, In Praise, blz. 7-8. Oldenbarnevelts uitspraak dateert van 1608. [385]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 97