door geen externe factoren van politieke onrust of oorlog in zijn vrije loop belemmerd
wordt.
In onze voordracht van 1974 hebben wij al betoogd, dat de eerste vier decenniën van de
zestiende eeuw een buitengewoon onrustige tijd zijn geweest met een samenstel van oor
logen en conflicten, zodat het al bijzonder abnormaal zou zijn geweest, wanneer gedu
rende de perioden van onze beide tolrekeningen, die idyllische vrede wel zou hebben ge
heerst. Niets is dan ook minder het geval31.
Wanneer men van Holland uitgaat, heeft men allereerst te maken met de voortdurende
tegenstelling vooral op economisch terrein met de Wendische steden, doch daarnaast
kent de zestiende eeuw de moeilijkheden, die niet alleen Holland aangaan, maar ook de
landsheer, Karei V: de Gelderse oorlog, de Franse oorlogen, maar evenzeer de verhou
ding tot Denemarken, voor Holland van eminent economisch belang, omdat Denemar
ken de toegang tot de Oostzee beheerst. Daar Christiaan II zwager van Karl V werd,
spelen ook daar dynastieke belangen mee. Denemarken neemt een tussenpositie in tus
sen Holland en Lübeck, omdat Lübeck, daarin min of meer door het Wendisch kwar
tier gesteund, de vaart door de Sont voor Holland zoveel mogelijk tracht af te sluiten,
in ieder geval voor de voor zijn eigen positie zo belangrijke stapelgoederen. In de jaren
twintig was Christiaan II uit zijn land verdreven met steun van Lübeck, nadat hij Zwe
den was kwijtgeraakt met dezelfde hulp. De nieuwe koning van Denemarken, Frederik
I van Holstein, moest daarom in Lübeck zijn natuurlijke bondgenoot zien, doch sinds
een eeuw trachtte Denemarken telkens met hulp van Holland zich van al te enge banden
met Lübeck te ontdoen. Toen echter in oktober 1531 Christiaan II erin geslaagd was
Holland te pressen hem schepen ter beschikking te stellen waarmede hij toen Medem-
blik verliet om nog een poging te doen zijn troon te heroveren, was uiteraard het front
van Lübeck en Frederik I gesloten gekeerd tegen Christiaan II en Holland. Zo is dan
stellig het grootste deel van het vaarseizoen van 1532 de Sont voor Hollandse schepen
gesloten geweest. Dat seizoen voor de vaart op de Oostzee begon na februari, maar de
vaart bleef voorlopig verboden, totdat men een regeling met Denemarken voor de Sont-
vaart zou hebben bereikt. De desbetreffende dagvaart in Hamburg zou in april door ge
zanten van de centrale regering te Brussel en vertegenwoordigers van Holland (Amster
dam) worden bezocht, maar zij werd, op instigatie van Lübeck, uitgesteld tot eind juni
te Kopenhagen. Op die wijze werd tijd gewonnen om zo mogelijk tevoren Christiaan II,
die in Noorwegen terecht was gekomen, uit te schakelen, vóór het eventueel tot een ge
welddadig treffen kwam met Holland. Voor en na bleef de Sont voor Holland gesloten.
In 1532 begon van de zijde van Lübeck bij de besprekingen te Kopenhagen de woord
voerder van de 'vierenzestigen', een 'democratische' vertegenwoordiging van kooplie
den en handwerkslieden, die kort tevoren, evenals in andere Hanzesteden tot stand was
31 Voor het hier volgende valt, behalve de meermalen aangehaalde voordracht in BMGN (1976),
blz. 1-22, te noemen het oude, maar uitstekende artikel van R. HAPKE, 'Der Untergang der
hansischen Vormachtstellung in der Ostsee', in Hansische Geschichtsblatter Jahrgang 1912,
blz. 85-119. Bovendien is opmerkelijk de uiteraard wat vereenvoudigde samenvatting, ook
van de zeer gecompliceerde verwikkelingen der jaren dertig, met als centrum de Sont, in PHI
LIPPE DOLLINGER, Die Hanse (Stuttgart, 1966), blz. 401-424 (Das Nachlassen der Krafte,
1475-1550).
gekomen tegenover het stedelijk patriciaat in de 'raad', Jürgen Wullenwever, op de
voorgrond te treden. Die tegenstelling tussen het oude patriciaat en de nieuwe vertegen
woordigende lichamen, berust ook op de religieuze tegenstelling Katholiek en Pro
testant. In 1533 wordt Wullenwever burgemeester en in diezelfde maand maart, gaat
een ontsegbrief, dat wil zeggen oorlogsverklaring, van Lübeck naar Amsterdam. Die
oorlog wordt vergezeld van een Sontblokkade en bovendien de uitrusting van kaper
schepen. Ook na de val van Wullenwever in 1535 bleef door de verwikkelingen over de
opvolging in Denemarken deze oorlogstoestand voortduren. Wij kunnen dus veilig
concluderen, dat de jaren van onze tolrekeningen geen vredesjaren zijn geweest, dat de
zee onveilig was en zulk een omstandigheid alleen al het grote transport van het zeer
kostbare en gewichtige koper over de binnenvaart zou kunnen helpen verklaren. Ook
het jaar 1536 lijkt, wat het Oostzeeverkeer betreft, voor Holland nog ongunstig geweest
te zijn: de Sonttolrekening van dat jaar hangt weliswaar enigszins in de lucht, omdat
een groot aantal voorafgaande rekeningen ontbreekt, doch in het verband, waarin wij
de rekening van 1536 kunnen plaatsen, worden de zeer lage cijfers van doorvaarten
door de Sont met schepen met Hollandse schippers verklaarbaar.
Wanneer wij na de voorafgaande beschouwingen over de beide geïsoleerde tolrekenin
gen van Geervliet tot een voorlopige slotsom trachten te komen, dan kan het deze zijn,
dat de inhoud van die rekeningen stellig het een en ander kan leren over het handelsver
keer door Holland en Zeeland, dat door het ontbreken van opgaven over de Hollandse
en Zeeuwse bevrachters veel aan onze kennis zal blijven ontbreken en dat bovendien ter
verkrijging van inzicht, voorzover mogelijk, zoveel doenlijk vergelijkingsmateriaal, zo
als bijvoorbeeld de rekeningen van Iersekeroord, zal moeten worden te hulp geroepen.
SUMMARY
Some Considerations Regarding Two Geervliet Toll-accounts (1531/2 and 1533/4)
Do toll-accounts from the later Middle Ages or sixteenth century give a good idea of
the commercial traffic and the stream of merchandise along a particular shipping-
route? Georges Despy is inclined to confirm this, whereas he is convinced that toll-
tariffs from the earlier Middle Ages cannot give the same insight. In an investigation of
two Geervliet toll-accounts (1531/2, 1533/4) great difficulties appear to exist, however.
Goods from Dutch and Zealand freighters are toll-free and thereby escape booking.
Very often the direction in which particular merchandise is transported is not immedia
tely clear neither. Apparently, however, a solution can be found for 'wine' i.e. Rhine
wine or Western wine. Special difficulties arise for the copper transport as well: why
was Pompejus Occo charged for the enormous entry of more than 1270,000 kg at the
rate of the goods of Fugger, although, being the husband of the daughter of an Amster
dam citizen, Occo probably enjoyed toll-freedom? Only when comparisons are made
with similar material from elsewhere, will interpretation of the accounts, at least parti
ally, be possible.
[370]