tarwe. Het is bekend, dat tarwe wel uit de Zuidelijke Nederlanden naar het Noorden kwam, maar evenzeer blijkt uit Dordrecht tarwe naar Vlaanderen, naar Brugge, leper, Nieuwpoort enz. te worden verscheept22. Die tarwe moet dan afkomstig zijn uit het Gulikse23. De hoeveelheid tarwe, die Geervliet en de Gleede passeert, is in onze rekeningen vrij ge ring, in tegenstelling met steenkolen, die zeer vaak voorkomen: deze zullen echter stel lig in Zuidelijke richting vervoerd zijn. Men heeft hier te denken aan Luikse kolen24, die langs de Maas en via Dordrecht hun bestemming volgen, evenals de scaliën (leien), die ook langs de Maas naar de Merwedestad afzakken en die een typisch uitvoerproduct met bestemming Antwerpen met zijn grote bouwactiviteit vormen. Het zelfde kan gel den voor ladingen van zoveel duizenden steens (wel baksteen), die Geervliet of de Glee- de passeren. Wij weten, dat aan de grote variatie van te Geervliet vertollende goederen in het bo venstaande nog geen recht is gedaan, maar de beschikbare ruimte laat geen grotere keu ze toe. Wel dient nog aandacht geschonken aan het metaal, dat, naast kleinere ladingen staal, blik, tin zijn weg naar het Zuiden vervolgt, het metaal, dat ons vooral belangstel ling voor deze beide tolrekeningen inboezemde: het koper. In dit geval wordt er dus ko per vervoerd langs de Hollandse binnenvaart, hetzij naar Walcheren/Vlaanderen, het zij naar Antwerpen. Het is stellig niet de enige weg, die het kopervervoer naar de Facto rij der Fuggers te Antwerpen openstond. Voor het Hongaarse koper, dat via Danzig of Stettin naar Antwerpen werd gezonden, was er uiteraard ook de zeeweg tot aan de Scheldemond. Via de landweg kon Antwerpen ook koper van andere herkomst, Thü- ringen of Tirol, bereiken. Maar zelfs het Hongaarse koper kon de landweg volgen, na dat het erts bewerkt was in de Fuggerse Saigerhütte te Hohenkirchen bij Mansfeld25. Het vervoer te water binnendoor zou niet eens sterk de aandacht trekken, wanneer niet in de rekening van 1533/4 die enorme post van 637 lasten 3 quartieren coepers op naam van Popius Occo voorkwam. Hoe groot die hoeveelheid wel is (zij is hier herleid tot kg, waarbij een last gelijkgesteld wordt met 2000 kg26), d.i. meer dan 1.274.000 kg, moge blijken uit vergelijking met de in het Fugger-magazijn te Antwerpen volgens de Inven- 22 RENÉE DOEHAERD, 'Note sur le commerce du blé dans les Pays-Bas au XVIe siècle', in: Miscellanea L. van der Essen (Brussel, 1947) blz. 507-513. 23 T. S. JANSMA, 'De betekenis van Dordrecht en Rotterdam in het midden der zestiende eeuw', in T. S. JANSMA, Tekst en Uitleg ('s-Gravenhage, 1974) blz. 156 vg. en noot 48. 24 Z. W. SNELLER, Geschiedenis van den steenkolenhandel van Rotterdam (Groningen, 1946) o.a. blz. 43. Ruhrkolen komen in de zestiende-eeuwse schepenacten van Dordrecht het eerst voor op 17 maart 1583, zie SNELLER, a.w. blz. 35. 25 Vgl. BMGN 91 (1976) blz. 7 en noot 23. G. VON POELNITZ, Jakob Fugger II, Quellen und Erlauterungen (Tübingen, 1951) blz. 45-47. Over de aanvoer van koper, al of niet van Hon gaarse oorsprong, voor rekening van Fugger over de landweg naar Antwerpen, vgl. H. VAN DER WEE, The Growth of the Antwerp Market and the European Economy (fourteenth- sixteenth centuries) I, Statistics (Leuven, 1963) Appendix 44/1, blz. 522: 'It is very possible and even probable that sales (of Hungarian copper) to Nuremberg, Leipzig, Hamburg, Frankfurt-am-Main or Liineburg were wholly or in part intended for the Netherlands also. However these figures have not in fact been included in the table 'sales to Antwerp because no explicit information on this point existed'. 26 Vgl. W. VOGEL, Geschichte der deutschen Seeschiffahrt I (Berlijn, 1915) blz. 558. [368] tur van 1527 aanwezige voorraad, geraamd op 34.402 centenaar27, circa 1.710.000 kg. Op 31 augustus 1540 werd de totale kopervoorraad te Antwerpen en Amsterdam ge schat op 31.000 centenaar, d.i. 1.550.000 kg28. Wat verder nog aan koper de tol van Geervliet passeert voor rekening van vreemde bevrachters is in 1531/2 12 last, 11 vaten en 8(?) stucken, de tol van de Gleede in hetzelfde rekeningsjaar 59'A last, 6 stucken, 1 corf, 1 lathoenvat, 2 baeltgens latoen. Bovendien, in gemengde ladingen, aangeduid als Fockersguet via de Gleede, 20 last. In 1533/4 langs Geervliet 10Vi last koper, langs de Gleede 4 halve latoenvaten en daarbij, als Fockersguet, 48 last 1 Zi quartier 1 ton ne koper. Het is dus duidelijk, dat via de Gleede, d.w.z. richting Antwerpen, veel meer koper vervoerd wordt dan langs Geervliet, gedeeltelijk voor niet aangeduide bevrach ters, merendeels als Fockers guet. Doch daarnaast vermeldt de rekening van 1533/4, in één verzamelpost, voor rekening van Popius Occo, volgend na de (kleine) ontvangst totalen voor de wachten van Geervliet, het bovengenoemde totale gewicht van 637 last 3 quartieren koper. Wij zullen er goed aan doen te bedenken, dat het mogelijk is, dat de tollenaar deze uitzonderlijke hoeveelheid koper geheel buiten zijn normale boekingen heeft gehouden, zodat Occo's koper wellicht ook langs de Gleede naar Antwerpen is vervoerd. Een andere mogelijkheid is echter, zoals wij vroeger ook geopperd hebben29, dat het koper voor één der grootste afnemers van dat metaal bestemd was de koning van Portugal en dat het rechtstreeks, bijvoorbeeld langs het Spui, uit Amsterdam binnendoor naar de Walcherse rede verscheept is om zijn reis in daartoe gereedliggende schepen naar Portugal te vervolgen. Intussen blijft de moeilijkheid bestaan, dat Pom- pejus Occo by verdinck precies hetzelfde tarief voor zijn koper betaalt, 3 s. 4 d. gr. per last, alsof het Fockers guet geweest was. Het is natuurlijk zeer wel mogelijk, dat het op naam van Occo vervoerde koper in werkelijkheid Fuggers eigendom is geweest, maar wat is dan de zin om het te vervoeren op naam van Occo, van wie men zou aannemen, dat hij het Amsterdamse poorterrecht bezit als echtgenoot van een Amsterdamse poor tersdochter, waarbij hij alleen nog de poorterseed moest afleggen en na jaar en dag de tolvrijheid door Holland en Zeeland zou genieten?30 Men dient uiteraard de toevoeging by verdinck niet uit het oog te verliezen. Daarbij zou men kunnen denken, dat aan Oc co een voordeliger tarief berekend werd wegens de enorme hoeveelheid, maar daarvan blijkt niet. Ook is het mogelijk, dat gezien het karakter van oorlogscontrabande van het koper door de centrale overheid extra-garanties werden verlangd en dat daarom ook de naam van Occo aan dit vervoer is gekoppeld. In ieder geval heeft de Rekenka mer nadere uitleg verlangd, zoals blijkt uit de marginale aantekening: Nota probetur. Al met al blijft het de vraag, of het vervoer van koper, zoals het in het tijdvak van de re kening van 1531/2 en vooral van 1533/4 langs de Hollandse binnenvaart heeft plaatsge vonden, als 'normaal' kan worden beschouwd, normaal voor een handelsverkeer, dat 27 Een centenaar 50 kg, vgl. K. M. C. ZEVENBOOM en D. A. WITTOP KONING, Neder landse gewichten. Stelsels, ijkwezen, vormen, makers en merken (Leiden, 1953) blz. 29. 28 G. VON POELNITZ, Anton Fugger II 1, blz. 488 noot 191. 29 BMGN 9\ (1976) blz. 18. 30 De wijze, waarop te Amsterdam het poorterrecht kon worden verkregen, vindt men gemakke lijk bijeengezet in J. TER GOUW, Geschiedenis van Amsterdam V (Amsterdam, 1886) blz. 378 vgg.382. [369]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 89