wachten. Het is intussen natuurlijk wel zo en in dat opzicht heeft Despy gelijk dat de moeilijkheden bij de interpretatie der oudere toltarieven veel groter zijn, vaak zelfs onoplosbaar door het vaak ontbreken van vergelijkingsmogelijkheden. Wij gaan ons nu meer bepaald op de tolrekeningen richten. De kwaliteit van die reke ningen is niet bijzonder. In den regel wordt alleen de schipper genoemd, slechts bij uit zondering blijkt iets over de bevrachter(s). Ook kan alleen uit de aard der goederen blij ken (soms is dat ook niet mogelijk!) in welke richting, Noord of Zuid, ze vervoerd wor den, dit b.v. in tegenstelling met Gelderse tolrekeningen, waar vaak stroomop- of stroomafwaarts is aangegeven. Het blijft daarom in verschillende gevallen bezwaarlijk de juiste richting van het vervoer aan te geven: richting Zeeland/Vlaanderen/Brabant dan wel Holland, etc. Als voorbeeld zou ik daarvoor het goed willen noemen, dat wel licht het frequentst de tol aandoet, namelijk wijn. De interpretatie van dit wijnvervoer is niet eenvoudig. Het is er verre van, dat wij blijmoedig de opgegeven hoeveelheden kunnen gaan optellen. In de eerste plaats: de Hollands-Zeeuwse bevrachters, althans de grote meerderheid daarvan, waarschijnlijk toch ook wel verreweg het grootste deel van het totale vervoer, is tolvrij. Deze vrachten worden in de rekening dan ook in het geheel niet vermeld. Gegeven deze tolvrijdom bestaat natuurlijk de neiging een zo groot moge lijk deel van de lading als Hollands-Zeeuws eigendom de tol te laten passeren. Een tweede probleem is, hoe 'wijn' moet worden verstaan, als Rijnse of als westerse wijn. Er zijn inderdaad enkele voorbeelden van de vermelding Rinsche of Westersche wijn, maar 'wijn' zonder meer is regel. Gelukkig beschikken wij over een aanwijzing, dat men deze 'wijn' zal mogen verstaan als Rijnse wijn. Die aanwijziging bestaat in de ge bruikte maten: roeden, stucken of amen, die alle drie voor Rijnwijn plegen te worden gebruikt. Er is een ordonnantie op de tollen van Geervliet, Iersekeroord, Gouda en Sparendam van 12 februari 1506, voorlopig verleend voor drie jaren, maar blijkens een toegevoegd octrooi van 24 oktober 1511 door de landvoogdes verlengd op verlangen van de Staten van Holland, als tegenprestatie voor hun consent ten aanzien van een be de. Dit verklaart de aanwezigheid van deze ordonnantie in het Statenarchief19, terwijl de ordonnantie stellig ook te vinden is in het Archief Rekenkamer. Deze ordonnantie bevat een toltarief ten aanzien van de wijnen. Bij de Rinsche wijnen wordt een voortol betaald, die later van het totale tolbedrag wordt afgetrokken. Daar in bijna alle posten betreffende wijnvervoer sprake is van de betaalde voortol, is dit een aanwijzing te meer, dat Rijnwijn bedoeld is. Het tarief werkt inderdaad voor de Rijnwijn met als maat de roede. Met de betaling van voortol en definitieve tol heeft de niet-vrije koopman zijn verplichtingen echter nog niet voldaan. Onze ordonnantie vermeldt Den Drinckwijn elk schip, dat meer dan drie roeden Rinsche wijn vervoert, is verschuldigd als drink wijn voor de tolbeamte een cruycke wijns, inhoudende 10 stopen Dorts, of 4 schellingen 2 penningen, naar keuze. Nu vindt men in beide tolrekeningen aan het einde inderdaad van deze van de schippers verkregen 'drinkwijn' rekening en verantwoordig afgelegd: de bedieners van de tol mochten elk in hun ressort 25 kruiken behouden, wat daarbo ven ontvangen werd, zou in de rekening worden verantwoord, zoals inderdaad is ge schied. Er is echter reden aan te nemen, dat deze heffing in natura teruggaat op een 19 ARA, Archief Staten van Holland vóór 1572, inv. P. A. MEILINK, nr. 77 (vgl. regest nr. 248). [366] usurpatie van de kant van de tollenaar. Bij de klachten, die de 'Duitse koopman' te Brugge op 25 maart 1469 te berde brengt over de behandeling van de Hanze-koopman in Holland, Zeeland en Friesland wordt verklaard dat bij de tollen van Geervliet en Ier sekeroord de tollenaars met een dagge aan boord van de wijnschepen komen und beste ken alle de va te wijns, hent es een raken, dat se wal mogen drincken. Zij nemen dan een kruik van 12, 16 of 18 stopen, vullen die en drinken zoveel wijn als hun aanstaat. En al biedt men nog net zoveel geld als ze willen, om daarvoor het steken in en tappen uit de vaten na te laten, ze willen daarvan niet weten en verlangen de wijn bovenop de tol. Daarvoor is geen remedie te vinden. In 1506 blijkt, hoe de situatie in 1469 dan moge ge weest zijn, het gebruik van het vorderen van wijn in ieder geval gelegaliseerd, maar van de betaling naar keuze van de koopman in plaats van de wijn in natura, blijkt uit de re keningen niet20. Ook tolvrije lieden moeten bij het vervoer van Rijnwijn langs de tol een spellegelt van 12 gr. per roede betalen, maar Zieriksee en Middelburg betalen een afwijkend recht en Dordrecht, Delft, Den Briel en Goedereede betalen in het geheel niet. Met de totaal ontvangst van dit spellegelt in de rekeningen kan men dan ook al bijzonder weinig be ginnen. Is het dus mogelijk, dat de Westerse wijn zijn route langs de tol Noordwaarts vervolgt (maar de hoeveelheid is zeer gering), van de wijn, die wij als Rijnwijn menen te hebben geïdentificeerd, mag men daarentegen aannemen, dat deze van Dordrecht in de richting Vlaanderen en Brabant vervoerd wordt. Al is het voor de meeste andere goederen, die de tollen van Geervliet en de Gleede pas seren, niet zo duidelijk als voor de wijn, dat ze meest in Zuidelijke richting vervoerd worden, die indruk wordt toch wel gewekt21. Men zal dat zeker mogen aannemen voor vrij wat Oosters goed, als hout, deels afkomstig uit Noorwegen, deels uit het Weichsel- gebied, er kan echter ook Maashout bij zijn, dat via Dordrecht zijn bestemming bij voorbeeld naar Antwerpen vervolgt. Uit de Oostzee is afkomstig rogge, potas, teer, Jo penbier, traan en wellicht een deel van de huiden, die echter ook uit Friesland af komstig kunnen zijn. Er passeren paarden, die verhandeld zijn op de vanouds bekende paardenmarkten van Voorschoten en Valkenburg, verder van Delft, van Gouda, van Utrecht. Van de Heenvlietsche marct van beesten, paarden, koyen ende schapen onvry, 3 s.gr. 18 s. Veel huiden komen stellig ook uit Holland en Friesland, dat als onvry is aangegeven, dat wil zeggen niet West-Friesland, maar Westerlauwers Friesland. Allerlei levensmiddelen als boter en kaas, spek, vogelen, vis, eieren, haring zullen ook naar het volkrijke Zuiden onderweg zijn. Natuurlijk zijn er twijfelachtige gevallen, waarbij het vervoer zowel in Zuidelijke als in Noordelijke richting kan verlopen, zoals bijvoorbeeld 20 Hansisches Urkundenbuch (HUB) IX (Leipzig, 1903) nr. 566. Legaal of illegaal, het is de moeite waard erop te wijzen, dat in de ordonnantie op de Zeeuwse tol van 19 november 1519 in het onderdeel Ordonnantie op de fraulden in par. 32 te Iersekeroord en elders het vorderen van drinckwijn ende meete aan de tollenaars en andere ambtenaren uitdrukkelijk wordt ver boden. Zie Tol van Iersekeroord ed. UNGER, blz. 106. 21 Ketner heeft voor de laat-vijftiende-eeuwse rekeningen van Iersekeroord de indruk, dat daar het (betalende) Zuid-Noord verkeer overweegt, in tegenstelling tot het (dito) Noord-Zuid ver keer bij Geervliet, zie BVGO 8e reeks deel 5 (1944) blz. 41 vgg. [367]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 88