17e eeuw. In de genoemde lijste komt ook koper voor, zoals ook in een tarief voor de tol van Iersekeroord van 151911, waar ook een klein aantal soorten van koper wordt op gesomd, zij het, dat die opsomming van variëteiten bij lange na niet zo groot is, als in Fugger-inventarissen uit de tijd van Anton Fugger12. Koper noem ik hier, omdat het mij daarom ging in mijn rede van 1974. Aan de kwestie der toltarieven wil ik hier gaarne aandacht besteden, omdat Georges Despy in zijn recente studie over 'Les Tarifs de tonlieux', waarin hij de uitgave van een corpus der westeuropese toltarieven tot 1300 bepleit, in de mening verkeert, dat de posi tie van de onderzoeker van tolrekeningen, die voor de late Middeleeuwen hier en daar bewaard zijn gebleven, vergeleken met een collega, die zijn onderzoek richt op de vroe gere Middeleeuwen, waarvoor hij uitsluitend met een beperkt aantal toltarieven moet werken, 'beaucoup plus confortable' zou zijn13. Inderdaad beschikt de mediaevist voor die late Middeleeuwen vaak over de gelegenheid tarief en tolrekening(en) te gebruiken. 'II peut confronter bien souvent tarifs théoriques et comptes de tonlieux qui sont des documents d'une valeur bien supérieure aux premiers: ils permettent de contröler la sig nification réelle des tarifs, ils rendent compte effectivement du trafic et des operations commerciales; grace a eux l'on peut même reconstituer des tarifs antérieurs dont le tex- te ne serait pas parvenu jusqu'a nous'13. Toch komt het mij voor, dat de situatie van de onderzoeker van het laat-middeleeuwse en zestiende-eeuwse materiaal vaak niet zo gunstig is als een vergelijking met de onderzoeker van oudere toltarieven zou doen gelo ven. Flet is volkomen terecht, dat Despy gewezen heeft op de vele voetangels en klem men, die de onderzoeker van die tarieven bedreigen. Nog afgezien van de problemen om de juiste tekst en datering vast te stellen is daarbij een klemmende vraag: voor welke passanten van de tol gold dit tarief? Vrijstelling of afwijkende tarieven worden in den regel niet vermeld, doch dit kan ook voor de latere tijden gelden. Dat de tijdgenoten- belanghebbenden niet op de hoogte waren van het tarief lijkt, gezien de vele klachten, eer regel dan uitzondering. Hiervan enkele voorbeelden uit de late Middeleeuwen. Ketner14 heeft destijds de onderhandelingen met de Hanze aangestipt, die gevoerd zijn tijdens de periode der verplaatsing van het Hanze-kantoor uit Brugge naar het Noorden in de jaren vijftig der 15e eeuw, eerst naar Deventer, later naar Utrecht. Er blijkt, dat de aan de Hanze toegestane regel, dat maar éénmaal de tol in het verse (of zoete) moest worden betaald, in Spaarndam of in Gouda, niet werd nageleefd, sinds de tollen niet meer onder één tollenaar stonden. In 1455 werd dit voorrecht opnieuw gestipuleerd. In 1491 klaagt de 'Duitse koopman', vroeger te Brugge, dan te Antwerpen, over een extra heffing van de Hanzekoopman wegens de kosten van de oorlog tegen Philips van Kleef 11 Tol van Iersekeroord ed. UNGER, A nr. 47, biz. 85 vgg. 12 JACOB STRIEDER, Die Inventur der Firma Fugger aus dem Jahre 1527 (Tübingen, 1905) blz. 79; G. VON POELNITZ, Anton Fugger I (Tübingen, 1958) blz. 454, noot 138 (inventaris 1533); ibid., II 1 (1963) blz. 488, noot 141 (inventaris 1540 van Antwerpen en Amsterdam). Vgl. ook BMGN 91 (1976) blz. 9, noot 34. 13 Typologie des sources du Moyen Age occidental, fase. 19 (Turnhout, 1976) blz. 48. 14 F. KETNER, 'Amsterdam en de binnenvaart door Holland in de 15e eeuw', in Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde BVGO8e reeks deel 4 (1943) blz. 195. [364] (te Sluis)15. Ook ten aanzien van de Engelsen wordt bij iedere onderhandeling steevast over de gevolgde procedure van tolinning geklaagd. Een verdere complicatie kon gelegen zijn in de beschuldiging, dat de tollenaars, volgens de Engelse kooplieden, het bord met specificatie der te betalen tolrechten (bij de tol van Iersekeroord) abusivelick ende on- duechdelick in luttel jaren onlanx leden hebben verduystert ende gheabscondeert16Dat geheimzinnigheid met het tarief niet ongebruikelijk moet zijn geweest, kan volgen uit de practijk te Hamburg. Voor 'Werkzoll' en het daarmede in de zestiende eeuw samen gesmolten 'Tonnengeld' was in diezelfde tijd een tekst van het tarief samengesteld, die voor een latere periode in het geheel niet meer toepasselijk was. Bovendien werden aan sommige passanten concessies gedaan, waardoor het geheel der gevolgde practijk zeer onoverzichtelijk was geworden. Om nu klachten en dergelijke over het toegepaste tarief zoveel mogelijk te voorkomen, werd in de 17e en 18e eeuw steevast geweigerd inzage van de 'Zollrolle' aan belanghebbenden te geven, ook al, omdat vaak geheel andere rechten geheven werden dan de veelal onbruikbaar geworden opgaven in de 'Zollrolle' aangaven. Bovendien kon de werkelijke rechtsgrond van Hamburg ten aanzien van verschillende heffingen slechts zwak genoemd worden17. Ten slotte wat aangaat de geheimzinnigheid van de tolgaarders met het tarief van de tollen. In het voorafgaande werden enkele voor beelden gegeven uit de 15e eeuw en daarna uit een jonger verleden: de zeventiende, wel licht zelfs achttiende eeuw. Er bestaat echter volstrekt geen moeilijkheid nog een exempel te geven precies uit de jaren van onze beide tolrekeningen. Terwijl op de Wendische 'Stadtetag' te Lübeck in mei 1533 ter rechtvaardiging van een oorlog tegen de Hollanders wij zullen daar beneden nog op terugkomen aangevoerd wordt, dat de koopman der Wendische steden in Holland en Zeeland zeer zwaar met tollen en accijnzen wordt belast, treft men in 1535 opnieuw klachten aan, nu van de 'Duitse koopman' te Brugge over ver hoging der toltarieven te Antwerpen, in Zeeland en in Holland. Karakteristiek is in dit verband, dat het de grootste moeite kost een kopie van het tarief van de Brabantse tol te Antwerpen in handen te krijgen: bij het hof te Brussel, bij de Kamer van Rekeninghe al daar en bij de regering van Antwerpen. Daar men de tollen verpacht en daarvoor zo hoog mogelijke pachtsom tracht te verkrijgen, gaan de tollenaars en pachters een veel hoger recht vragen, dan de ordonnantie (met het toltarief) toelaat18. Uit het voorgaande moge blijken, dat het sinds de late Middeleeuwen ook niet altijd erg gunstig gesteld is met onze kennis van de bij een tol toegepaste tarieven en welk bedrag bepaalde bevrachters er voor hun goederen aan tolrechten hebben betaald, respectieve lijk hadden behoren te betalen, zo ook in het geval van Geervliet en de Gleede en hun 15 KETNER, a.w., BVGO deel 5 (1944) blz. 44, vgl. Flanserezesse (FIR) III 2 (Leipzig, 1883) nr. 471. 16 Tol van Iersekeroord ed. UNGER, blz. 81 noot 3, vgl. G. SCHANZ, Englische Handelspoh- tik gegen Ende des Mittelalters II (Leipzig, 1881) blz. 214 (1513). 17 ERNST PITZ, Die Zolltarife der Stadt Hamburg, Deutsche Zolltarife des Mittelalters und der Neuzelt II (Wiesbaden, 1961) blz. XXII, XXIV. 18 HR IV 1 (Weimar, 1941) blz. 133 vgg., nr. 168 vgg., in het bijzonder nr. 175 par. 4 (1533). Voorts HR IV 2 (Keulen/Wenen, 1970) Hansetag zu Lüneburg und Lübeck 1535 Juli 10 August 29, aldaar nr. 91, par. 19. Een belangrijk deel van deze grieven stemt woordelijk over een met zulke klachten in mei 1530: HR III 9 (München/Leipzig, 1913) nr. 598 par. 19 tot blz. 779 r. 15 v.b. [365]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 87