56 OAD, inv.nr. 7, fol. 2r. en v. 57 Idem, inv.nr. 7, fol. 3r. en v. 58 Idem, inv.nr. 7, fol. 4r. en 5v. 59 Plakkaat van 15 november 1586; Groot Placaat-Boek, deel I, kol. 1398-1401. 60 Keur van 16 maart 1536; OAD, inv.nr. 563. 61 OAD, inv.nr. 24, fol. 28r. en v. 62 Idem, inv.nr. 24, fol. 55r. en v. 63 Idem, inv. nr. 24, fol. 86r. en v. 64 1 duim 2,62 cm., 1 roede 3,77 m. en 1 voet 31,4 cm. zochten zij de hoogheemraden hun gezag te laten gelden, aangezien het onredelick ware dat men de middelen dye God de Heere selffs verleent, soude laten vernyelen ende an dere wederomme met grote coste soucken. De hoogheemraden beloofden het roven van doorn tegen te gaan en de dieven door de dijkgraaf te laten bekeuren. Moest de doorn worden uitgedund of de dode takken afgekapt dan zou dit voortaan geschieden op last van de hoogheemraden en ten voordele van de ambachten56. De doorn die de illegale hakkers hadden achtergelaten, moest door de smaldelers worden verzameld en ten bate van Delflands kas verkocht57. Het geschil met de houtvester over het kappen zonder consent van dijkgraaf en hoogheemraden leidde in 1592 tot een accoord waarin de par tijen overeenkwamen dat zij jaarlijks op de keure van de helmschouwinge zouden aan wijzen de doorn die gekapt mocht worden. Deze doorn zou later in het openbaar wor den verkocht en de opbrengst daarvan gelijkelijk verdeeld58. Ongeveer terzelfdertijd verbood het Hof bij plakkaat, ten behoeve van de duinmeiers, in de duinen schapen te weiden. De menichvuldige vreemde ende inlandsche schapen verspreidden niet alleen stank en bevuilden de grond, waardoor die weydinge van de co- nijnen henluyden wert benomenmaar bovendien schaadden zij het grof wildt... ende daeromme onmogelijck is dat het jonge wildt tot eenige perfectie ofte volkomentheyt mach geraecken,De herders van de alles kaal vretende schapen verjoegen de hazen en konijnen, vertrapten de duinen tot stuifvelden en vernielden de konijneholen, waar door de bewoners daarvan naar de verre korenvelden trokken om hun voedsel te halen59. De rietschuttingen werden geplaatst op grote windhoeken. In de ordonnantie van 1536 staat, dat ze dienden om te breeden ende hogen en om sant daer innen te stuyven60. Toentertijd werden op aanwijzing van de hoogheemraden tussen Ter Heijde en Scheve- ningen door de ambachtsbewaarders van de 13 sluizen op iedere 100 morgen 3 riet schuttingen gebouwd61. Het volgende jaar werd deze keur herhaald voor de duinen tus sen Loosduinen en Ter Heijde, die zeer smal ende verstoven zijn62. Daarna keurden dijkgraaf en hoogheemraden op 4 oktober 1538 dat bij Loosduinen de rietschuttingen, die zeer groet profijt gedaen ende de duynen verbreet hadden, moesten worden aangevuld63. De constructie bestond uit 5 elzehouten palen van een arm dikte en van 7 voet lang, geplaatst op een strook grond van 1 roede. Deze palen, die 4 voet uit het zand staken, werden versterkt door 3 gordingen van elze- en wilgehout van 1 duim dikte64. Het riet, Rietschuttingen plaatsen waarmee het houten geraamte was bekleed, moest van goede kwaliteit zijn en mocht niet onder invloed van de wind verschuiven65. Konijnen uitroeien De konijnen, die holen en gangen groeven, verzwakten de duinen. Daarenboven knab belden deze dieren de helm kapot. Omdat de jacht werd verpacht en vlees en huid ver koopbaar waren, konden de konijnen niet geheel worden uitgeroeid. Dat de konijne- jacht een niet te versmaden bron van inkomsten voor de grafelijkheid was blijkt uit het plakkaat van 1510 waarin staat, dat door onvoldoende helmplanting en stormen de ho len waren vernield, waardoor de opbrengst van de pacht terugliep66. De zorg voor de blinde en ziende duinen zou in de volgende eeuw, toen in gedeelten van de duinen de konijnen uitgeroeid werden, nog veel meer aandacht vragen. Een keur van dijkgraaf en hoogheemraden waarin werd opgedragen de konijnen in de zanddijk achter de duinen tussen Ter Heijde en Maassluis en in de Nieuwlandse- en Noordlandsedijk te vangen en vervolgens hun holen en gangen te dichten, was in 1515 aanleiding tot een geschil tussen Delfland en het Kapittel. De zorg voor deze dijken op één van de zwakste punten van Hollands zeewering was overigens te prijzen, omdat hier bij doorbraak het zeewater door de laaggelegen duinen kon binnenstromen en de Maas dijk belagen, waardoor geheel Delfland direct met inundaties werd bedreigd. In overleg met Karei van Poitiers, gemachtigde van de regering voor de waterstaat, besliste het Hof dat de door de kanunniken aangevochten keur van kracht bleef. Het gebrek aan konijnebout en verlies in de vellenhandel konden gecompenseerd worden door het Ka pittel in de gelegenheid te stellen tot Maria-Lichtmis (2 februari) in zijn duinen te jagen. Na die datum was de jacht voor een ieder vrij. Bovendien verbood het Hot, zoals reeds vermeld, in het zo kwetsbare gebied beesten te weiden en doorn te snijden67. De sententie van 1515 werd op 8 februari 1531 in vrijwel gelijke vorm herhaald. Dit maal geschiedde het op verzoek van de Delftse vroedschap en de ingelanden van het Noordland en Nieuwland, die inundaties van het land en verzilting van de binnenwate ren vreesden. Wederom betrof het de zwakke plek van de duinstrook bij de Bank. Op gedragen werd de konijnen te vangen in die Monstersche dijck ende Haeckdijck tot die Qalgeduyn toe die van Delflant toebehoorende, alsmede vóór de Vasten de Nieuwland- sedijk te zuiveren. Indien de konijnen voor de gestelde tijd niet door het Kapittel waren gedood was een ieder gerechtigd ze te vangen68. Tot 1 juni kregen de Kapittelheren de tijd om voorzieningen aan te brengen die het overstuiven van het vervolg van de dijk tussen het Galgeduin en Ter Heijde zouden tegenhouden69. Ongetwijfeld was ook dit stuk dijk een zorgenkind, gezien dat dijkgraaf en hoogheemraden in hun keur van 1536 vaststelden daar alle konijnen te laten uitroeien en de gaten te dichten70. De onvoldoen- 65 Ontleend aan de condities van aanbesteding van 1662; OAD, inv.nr. 2003/1. 66 MERULA, le boek, blz. 196. 67 OAD, inv.nr. 1737/1. 68 Idem, inv.nr. 1737/1. 69 Idem, inv.nr. 1737/1. 70 Idem, inv.nr. 563. [357]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 83