na den dijkrecht36. De kosten van het helmplanten bedroegen in 1550 voor een opper vlak van 50 x 25 roede 10 lb.37. De helm beschermde niet alleen de duinen, maar werd ook in de zanddijk bij Ter Heij- de tussen de graszoden geplant om verstuiving te beletten38. Toen Delfland in 1561 aan de ingezetenen van Scheveningen, mede op verzoek van de regering van Den Haag, ver gunning gaf tot het maken van een wagenspoor vanuit het dorp naar de vuurboet, luid de één van de voorwaarden, dat na het afgraven van de kleine duinen de plekken on middellijk met helm moesten worden beplant39. Ingeval de stuifgaten te groot waren, werden ze niet beplant maar bedekt met mosch ende andere ruychte40. Als de helm regelmatig werd bijgeplant hadden de bewoners van de daarachter liggende landen geen last van het stuifzand op hun akkers. Het rekest van de eigenaars van ter reinen achter Eikenduinen tussen de Huybrecht Wouterszlaan en het dorp Loosduinen, om aanvulling van de helmplanting, verdient in dit verband de aandacht. Deze kwaaiige zandknerpers merkten in hun verzoekschrift van 1595 op, dat de laatste maal de helm was bijgeplant toen de raadsheer Casembroot daar zijn woning had. Na het vertrek van deze man was er vele jaren niets gebeurd, in tegenstelling met de duinen ten noorden van Scheveningen waar jaarlijks wel geplant werd. De vraag luidde of het college bij de volgende helmschouw wat aandacht wilde geven aan dit gebied waar de bewoners ook sluisgeld en andere lasten betaalden41. Verwaarloosde Delfland zijn taak op dit punt of leden de duinen in het eind van de 16e eeuw zoveel schade door de zee en de wind dat herstel ten koste ging van het jaarlijks onderhoud? Bewijs kan niet worden geleverd. Dat er wat aan de organisatie ontbrak blijkt wel uit de brief van prins Maurits van 12 februari 1598. De stadhouder sprak daarin zijn zorg uit over de toestand van de duinen, die steeds meer in verval raakten, zooverre deselve nyet en worden beplant. Hij beval daartoe dat Delflands duinen in al- sulcke ordre gehouden worden als in Rhijnlandt geschiet, zonder daeraff in enigen ge breke te wezen. Wel een trap tegen een been dat lang gevoelig bleef! Overigens zou de Rekenkamer de nodige subsidie verlenen42. De rekening van het jaar 1599 geeft een indruk van het verrichte werk in de zeewering. Of deze activiteit het direct gevolg was van de opmerkingen van de stadhouder, blijft een vraag. Intussen werd voor rekening van de West-Ambachten en Oost-Ambachten, alsmede van de Grafelijkheid, 50 morgen in de Kapittelduinen en 15 morgen in de Westduinen met helm beplant43. Mogelijk haalde Delfland zijn achterstand hiermee wat in en mochten ruwe stormen wederom woeden. Naast de schade door de natuur veroorzaakt was er die door diefstal van gewas en stro- 36 Idem, inv.nrs. 1981/1 en 2. 37 Idem, inv.nrs. 1981/1 en 2. 38 In het jaar 1561; OAD, inv.nr. 31, fol. 10r.-llr. Zie hierbij OAD, inv.nr. 32, fol. 14r. 39 OAD, inv.nr. 31, fol. 8r. 40 Keur van 12 februari 1537; OAD, inv.nr. 24, fol. 34r. 41 OAD, inv.nr. 1955. Volgens de Informacie van 1514, ed. R. FRUIN (Leiden, 1866) blz. 346, betaalde Eikenduinen en Half-Loosduinen jaarlijks aan dijkage, sluisgeld en bepaling van de duinen 3 groten upten morgen. 42 OAD, inv.nr. 1959. 43 Rekening van 1599; OAD, inv.nr. 751*. [354] perij van wild, waardoor allereerst de pachters van duingronden werden benadeeld44. De stropers verkochten het wild voor de consumptie en de vachten aan bontwerkers. De gestolen helm diende voor het maken van bezems45. Een keur van 1585 stelde naast geldboete van metter galge gestraft te worden46. Dit bleef bij de letter. Door onvoldoen de surveillance konden de delinkwenten slechts een enkele maal worden gegrepen. Een deel van de helm werd vertrapt of opgevreten door paarden, varkens, kalveren en schapen, die zonder consent in de duinen liepen. Ook de konijnen namen hun deel. Reeds in 1457 was het schutten van beesten verboden47. Begin 16e eeuw was de schade aan de duinregel zo groot dat het Hof maatregelen nam ter bescherming. De ordonnan tie van augustus 1521 verbood na 1 oktober beesten te weiden, tenzij op omheinde plaatsen48. De grenzen van deze pachtgronden waren aangegeven door palen49. Op 20 november van hetzelfde jaar werden de boden van Rijnland en Delfland met de die naars van de houtvesterij gemachtigd de eigenaars van op verboden terrein lopende beesten te bekeuren of terecht te doen staan voor de houtvester en zijn meesterknapen of de colleges van de voornoemde hoogheemraadschappen. Van de opgelegde boete zou de schutter 'A deel krijgen50. In Delfland stelden dijkgraaf en hoogheemraden bij keur van 19 december 1523 vast, dat de schutter de helft van de boete mocht behouden en de dijkgraaf tweederde van de rest. Alleen na betaling binnen een etmaal kon het in beslag genomen dier teruggehaald worden. Geschiedde dit niet dan werd het bij de dijk graaf afgegeven, die het na acht dagen mocht verkopen51. Behalve het weiden van beesten buiten de palen in de duinen was het verboden aldaar met wagens buiten de pa den te rijden, schepen te verankeren of te verslepen en dergelijke52. Deze keur van 1549 werd vele malen in gelijke vorm gepubliceerd. De drie boden traden tevens als schutters op. Zij hadden aanvankelijk als standplaatsen Delft, Den Haag en Maasland53. Niet minder schadelijk voor de helm waren de dieven van doorn, die ook de planten ver trapten. Al in 1515 werd in het geschil tussen dijkgraaf en hoogheemraden en het Kapit tel ter zake van het onderhoud van een dijk, opgemerkt, dat veel doorn en ruycht uit de duinen door diefstal verdween54. Uit een plakkaat van de stadhouder van 1556 blijkt, dat gestolen doorn voor huisbrand diende55. Roof op grote schaal vond plaats rond 1585, doordat de houtvester vergunningen verleende tot het kappen van de (dode) doorn in de duinen. Bij karrevrachten werd de afgehakte doorn afgevoerd, waardoor de ambachts bewaarders genoodzaakt waren de open plekken met helm te beplanten. Derhalve ver- 44 Plakkaat van de stadhouder tegen het beroven van de Kapittelduinen; Groot Placaat-Boek deel I, kol. 1394-1397. 45 OAD, inv.nr. 32, fol. 14r. 46 Idem, inv.nr. 8. 47 Idem, inv.nr. 21, fol. 21v. Zie ook de keuren van 1461, 1467, 1498 en 1523; OAD, inv.nr. 22, fol. 6v.-8r. en 125r., OAD, inv.nr. 24, fol. lr.-5r. en OAD, inv.nr. 1618, fol. 22r. 48 Idem, inv.nr. 1953. 49 Idem, inv.nr. 1962/1. 50 Idem, inv.nr. 1964/1. 51 Idem, inv.nr. 24, fol. lr.-5r. 52 Idem, inv.nr. 27, fol. 88v.-89v. 53 Idem, inv.nr. 8 sub 8. 54 Idem, inv.nr. 1737/1. 55 Zie noot 44. [355]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 82