Jammer genoeg is van deze zaak geen sententie in de registers van de Grote Raad te vin
den. Het is mogelijk dat er nooit een uitspraak is gedaan, omdat de kemphanen het geschil
in der minne geschikt hebben of omdat ze de zaak gewoon hebben laten lopen. Maar
waarom is Van Zwieten eigenlijk met het proces begonnen? Uit het voorgaande blijkt dat
gedurende de regeringsperiode van Karei de Stoute niet de voor het leven benoemde Van
Zwieten maar Brunink als grafelijk archivaris fungeerde. Maar ook dan wanneer na de
dood van Philips de Goede Van Zwieten onder politieke druk zijn functie aan Brunink
had moeten afstaan, zou dan tien jaar later de dan 77 jaar oude Van Zwieten nog zo sterk
aan eer- of rechtsherstel hechten? Of heeft hij zich voor een politiek karretje laten span
nen dat Brunink in de wielen moest rijden? Heeft Brunink zich misschien een te vlijtig
aanhanger van Karei betoond32? Na diens dood heeft hij kennelijk zijn best gedaan door
Maria in zijn functie te worden gecontinueerd, getuige de instructie van den raidcamer
van 12 april 1477, waarin Maria aan Brunink die bewaernisse van onsen chartren ende re-
gistren onser landen opdraagt33. Wellicht heeft die manoeuvre, als het dat al was, kwaad
bloed gezet. Op 16/17 april zagen wij de deurwaarder al tegen hem in actie. Dat Brunink
op 18 april al vroech uuterHage toich kan betekenen dat hij het rustiger vond er even een
paar daagjes tussen uit te trekken. Een kanttekening, misschien van de hand van de pro
cureur generaal, gemaakt bij een rapport van 18 juli, dat alle die ridderscip ende stede be
geerden Bruning quyt te wesen wijst ook wel op spanningen34. Maar het was niet Van
Zwieten maar Van Boschuysen die, zoals wij zagen, tot zijn dood in 1498 als grafelijk ar
chivaris bleef fungeren. En toch kwam ook Van Zwieten blijkbaar nog in de registerka-
mer. Wat anders te denken van een aantekening d.d. 5 juni 1481geschreven in een kenne
lijk beverige hand van de toen 81 jaar oude Van Zwieten? Men heeft hem blijkbaar zijn
gang laten gaan in de Friese lade met oude brieven van Oistergo en Westergo, gemerkt LI-
BERT AS FICTA. Heeft men de oude heer de indruk gelaten op zijn oude domein nog in
vrijheid te kunnen handelen35?
Het zou bijna een te mooi slot zijn van een verhaal van de wetgeleerde Van Zwieten die
als het ware 'den sleutel der kennis' aan Brunink (Luk. 11.52) had willen ontnemen,
maar toch, hoewel verslagen, in vrijheid heen ging (Luk. 4.19). Als een ongelovige Tho
mas moet ik aarzelen vanwege het vele, dat ongezien bleef (Joh. 20.29). Maar in dit Li
ber amicorum moge ik de woorden die 500 jaar geleden Van Zwieten aan De Smit
schreef tot de mijne maken: ende begeerdi wederomme enige saken die ic vermach, dair
wilt omme gebieden, ende gij zult mij bereyt vinden, dat kent God die U altijd spaeren
wil zalich ende gesont36.
32 ARA, Graven van Holland, nr. 876 (288 oud). In verband met de modernisering van het krijgs
wezen moesten de verplichtingen van de leenmannen door Van Boschuysen onder de loep geno
men worden. Zie ook de Taxation des services, Graven van Holland, nr. 879 II (287 oud).
33 ARA, Grafelijkheidsrekenkamer, nr. 491 (commissiën) f° lOv.
34 B.H. 3, stuk k, blz. 7; zie ook de kanttekening op blz. 6.
35 ARA, Graven van Holland, nr. 2118, blz. 123. De heer J. C. Kort van het ARA maakte mij op
deze plaats attent en lichtte mij voor doe ic in die registercamer eerst quam, VAN RIEMS
DIJK, De Tresorie, blz. 289.
36 B.H. 3, stuk o. De brief aan de eerbaeren, wairden ende wijsen meester Griffoen Smit is geda
teerd Den Haag 2 juni 147X. Vermoedelijk moet 1477 worden gelezen. De omslag vermeldt
den XVsten november.
[328]
SUMMARY
Reinstatement in Office, A.D. 1477?
After the death of Charles the Bold on January 5, 1477, people whom he had removed
from office and who wanted to be reinstated, appeared before the supreme court of the
Netherlands, the 'Grote Raad'. The Keeper of the Records Van Zwieten had been re
placed by Charles the Bold with Brunink van Boschuysen. In April 1477 Van Zwieten
demanded to be reinstated in office. No verdict of the 'Grote Raad' is known. The do
cuments in the case indicate that Van Boschuysen thought he had the right to remain in
office. Archival materials seem to show that Van Boschuysen actually performed the
function of Keeper of the Records until his death in 1498. Were the true reasons for
bringing an action against Van Boschuysen, who had been a loyal civil servant of Char
les', perhaps personal or political ones?
[329]