getruwe bewairer worden aangesteld dan de grafelijke archivaris, onze Dirck van Zwie- ten? Zijn commissie waarbij hij also lange als ons dat believen zall werd aangesteld is van 9 augustus 1459 en staat geregistreerd in het register waarvan de bewaring aan Van Zwieten was opgedragen20. Waarom kwam Van Zwieten in zijn proces in 1477 niet met deze aanstelling op tafel? Het overlijden van Philips in 1467 betekende weliswaar ook het natuurlijk juridisch ein de van deze commissie, maar het zou Van Zwietens' vage beroep op de algemene be kendheid, althans historisch, gestaafd hebben. Maar wat kan onze Dirck Boudijnsz van Zwieten hebben bewogen te gaan procederen? Wat weten wij van deze man, die smeden nodig had om sloten open te breken en om de archieven van de Grote Raad van proces dossiers te voorzien? En wat weten wij van den ander? Dirck van Zwieten zou in 1400 geboren zijn als zoon van Boudewijn, de tresorier van Holland en Zeeland, die weer een verre neef was van die Boudewijn die als stichter van Mariënpoel, in Leiden Boudewijn 'de grote' wordt genoemd21. De moeder van Dirk was Clara van Poelgeest. Op St. Thomasavond 1439 werd Dirk Boudijnsz. met Ende geest beleend; in 1447 verkreeg hij het schoutambt van Oegstgeest en Poelgeest, waar van hij ook heer werd; verder werd hij nog beleend met het recht een paar broedende zwanen te houden en daarbij zal het wel niet gebleven zijn. Als jonge man zou hij als klerk van raad en tresorie zijn ambtelijke loopbaan zijn aangevangen. Dirk Boudijnsz. de klerk, zoals hij volgens Van Riemsdijk werd aangeduid, zou al vanaf 1419 in de re- gisterkamer werkzaam zijn geweest. In de Hofordonnantie van 27 april 1433 wordt Thierry Boudinszone de Zweten samen met Jehan Rose genoemd onder de vier secreta rissen. Van 1445 tot 1447 dient hij het Hof (de Raad) als griffier22. Op 8 februari 1447 legde hij de eed af als registerbewaarder; tien jaar later, op 7 januari 1457, werd hij als raadsheer van het Hof beedigd, een functie die hij ook nog onder Karei de Stoute zou hebben uitgeoefend, zoals wij hiervoor al zagen. Van Zwieten zou tweemaal gehuwd zijn geweest. Als er al kinderen geboren zijn, dan hebben zij hun vader, die in 1482 zou zijn overleden, niet overleefd23. Brunink van Boschuysen was kleinzoon van Willem, de rentmeester generaal van Hol land en Beatrix van Zwieten en zoon van Floris, schout in Leiden en daarna ruwaard en baljuw van Putten. Floris stierf seer oud anno 1475althans volgens Simon van Leeu wen in zijn Batavia Illustrata 1685). Uit een procesrechtelijk boeiende rechtsstrijd waar Puttense beesten en koeien de aanleiding voor waren, blijkt dat anno 1463 zoon Bru- 20 ARA, Graven van Holland, nr. 153 (117 B oud) f° 1. In 1459 werd Karei, heer van Charolais, door zijn vader hertog Philips beleend met de heerlijkheden Arkel, Putten en Strijen. Op 12 april stelde Karei mr. Anthonis Michiels aan tot rentmeester. De commissie d.d. Brussel 9 aug. 1459 staat op f° 2 geregistreerd. 21 W. BIJLEVELD, 'Geschiedenis van het Kasteel Endegeest', in Jaarboekje voor Geschiedenis en Oudheidkunde van Leiden en Rijnland 1909 blz. 5 en 6. De heer R. C. J. van Maanen van de gemeentelijke archiefdienst te Leiden behoedde mij voor verdwalen in het stambomenbos van de Van Zwietens. 22 VAN RIEMSDIJK, De Tresorie, blz. 288, 289, 300, 358, 363, 364 noot 1, 687. 23 B.H. 3, stukken a en c. [326] nink geen onbekende was in de Puttense dreven24. In de leenregisters van Arkel, Putten en Strien van 1466 zien wij Brunink bij de overdracht van een rente uit een leen van de hofstad van Putten de verkrijgende partij zijn. In de bevestiging door hertog Karei d.d. 30 juli 1468 wordt onse lieve ende getrouwe Brunink aangeduid als bewaerer van onsen tresorye ende registeren van Hollant26Dat Brunink onder Karei die functie metterdaad heeft uitgeoefend blijkt uit de registers zelf. Het leenregister over 1468-1476 is sub Bru- ninc de Buschuysen thesaurio et custoditore registrorum feudorum et privilegiorum co- mitatuum Hollandie, Zeelandie et Frisie aangevangen. Ook uit de ambtelijke marginale kanttekeningen blijkt zijn aanwezigheid en werkzaamheid, zoals uit die de dato 13 en 18 februari 1473(72) en die van 23 mei 1474. Op die laatste dag vond een eedsaflegging plaats dair mede bij was lek B. Buschuysen26. In 1475 werd een familietwist bij de van Alkemades in der minne geschikt. Floris van Alkemade vraagt de vorst een regeling te willen bevestigen en bepaalde beleningen te doen doorhalen ende dairtoe bevelen Br. van Boschuysen, bewairder van den charteren ende registeren van Hollant, dat hij int register casseren ende te nyeten doen wille... De doorhaling is geschied en gezien de kant- en handtekening, door Boschuysen zelf27. Regelmatig zien wij hem marginaal werkzaam in de zeventiger, tachtiger en zelfs negentiger jaren. De laatste aantekeningen van zijn hand zijn van 3 november 1496 en 18 juli 149728. Ook Van Boschuysen was noch onbemiddeld noch onbeleend, zoals uit zijn belangen in de ban van Alphen blijkt. Dat er ook toen al nauwe betrekkingen bestonden tussen de bewaarder van de archieven en Rijswijk bewijst de belening met een woninghe ghehieten Steenvoirden, zij het dat daar voor wel een rode sperwer moest worden opgebracht29. Steenvoirde was hem dierbaar. Aan Bruninks' verlangen dit huis, bij gebrek aan zonen, op zijn dochter en kleinzonen te doen overgaan, danken wij de laatste vermelding van Brunink als tresorier ende bewaer- der van onsen chartren ende registeren van den leenen. Op zijn verzoek Steenvoirde in de familie te mogen houden, werd door de vorst op 11 januari/13 maart 1498 (97) gunstig beschikt30. Kort daarop moet Brunink overleden zijn. Immers zijn opvolger Jan van Out- huesden zou op 7 april 1498 reeds de zorg voor de archieven hebben overgenomen. Een ambitieus man die, getuige het programma van 21 augustus 1498, als een nieuwe bezemde oude stal wilde vegen; maar dat is een ander hoofdstuk31. 24 ARA, Hof van Holland, Dingtalen 20a, litt. K 1 (W. v. Zwieten). 1463 febr., sept. 11, okt. 5. Het geschil betrof tenslotte de interpretatie van de nieuwe instructie voor het Hof van 4 sept. 1462. 25 ARA, Graven van Holland, nr. 718 (118 oud), ad Arkel, Putten en Strien. 1466 juni 29 (f°. 1); 1466 dec. 24 (f°. lv); 1468 juli 30 (F. lv). 26 ARA, Graven van Holland, nr. 718 (118 oud), ad Zuid Holland F 8 en ad Arkel F 11. 27 ARA, Graven van Holland, nr. 718 (118 oud), ad Noord Holland F 30v. 28 ARA, Graven van Holland, nr. 719 (119 oud), ad Zeeland F 14v. Idem nr. 721 (120 oud), ad Zeeland F 26; idem nr. 723 (123 oud) ad Noordholland F 34v. Kanttekeningen van anderen zoals die d.d. 3 mei 1485 (nr. 721, ad Zeeland F 8) getekend le Fèvre lijken uitzonderingen. 29 ARA, Graven van Holland, nr. 721 (120 oud), ad Holland F 46. 1489 (88) jan. 28. 30 ARA, Graven van Holland, nr. 241 (67 oud) F 34. 31 VAN RIEMSDIJK, De Tresorie, blz. 702; ARA, Graven van Holland, nr. 241 (67 oud) F 17. Te veel belangrijke privileges etc. blijken niet geregistreerd te zijn in onsen register van Hol lant, atzoe dat behoert. Verder blijken registers zoe oudt, verduistert ende onder een geworpen ende gemenget zijn dat men die nauwe lesen of verstaen en can. [327]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 68