teruggetrokken of moeten terugtrekken? Wat daarvan zij, in april 1477 komt Van Zwieten weer in het beeld; hij constateert dan dat een zekere Brunink van Boschusen als registerbewaarder fungeert volgens diens zeggen al sinds 1467 waarop hij, Van Zwieten, zich richt tot de stadhouder ende andere mijne heeren van den rade om ghestelt te zijne in de possessie van de voorsz. officie. De 'rechtsherstelbepaling' in het Groot Privilege zal voor het college voldoende grond zijn geweest om, althans voorlo pig, ten gunste van Van Zwieten te beschikken. Zo zien wij dan op 17 april 1477 de deurwaarder Jacob Reynds binnenstappen in de camere van den registeren ende bouc- ken ende ter plaetse daer die van den zeiven lande rustende ende ligghende zijn12. Van Boschuysen was er niet maar wel diens hoofdklerk. Deze laatste kon niet veel anders doen dan de deurwaarder en Van Zwieten toelaten, hetgeen de jurist Van Zwieten deed constateren dat hij in de possessie van den voors. officie was gesteld, maar zijn tegen stander terecht deed opmerken dat de deurwaarder hem slechts verbalijke ghestelt heeft in de possessie van de voorn, officie. Terecht want zonder sleutels had hij aan dit 'bezit' niet zo veel. Maar op de vraag aan de klerk de sleutels te willen afgeven antwoordde deze, of men die vraag maar doen wilde den voorn. Bruninc zijnre meestre. Op 24 april gebeurt dat ook, deze keer bij monde van de deurwaarder Jan Scout ter woonstede van Bruininc te 's-Gravenhage13. Daar Van Boschuysen niet thuis was, soe hebbe ic alsdan in presentie van die dienstj off rouwe ende dat joncwijf de meiskes aangezegd, aldus het relaas van de deurwaarder, hoir meester voirsz. die wete te doen, nml. dat hij op straffe van 500 gouden cronen terstont over soude leveren.die slotelen van die registercaemer mitgaders alle tselve dat dair toe behoirt. Brunink geeft zich niet gewonnen, integen deel. Dezelfde deurwaarder die op 24 april met de dienstbodes heeft staan praten, zien we nu in opdracht van Brunink Van Zwieten dagvaarden voor de Grote Raad en wel te gen 10 juni a.s.14. Maar ook Van Zwieten was niet stil blijven zitten. Hij nam het 'bezit' van zijn ambt serieus. Brunink had hem de sleutels niet gegeven soe dede Van Zwieten... die sloten van den twee dueren... ofslaen ende andere slotelen daer toe ma ken en soe dede Dieric die sloten van denselven kiste afslaen.waarop hij andere stoe ten ende sluetelen dede maeken ande voors. camere ende coeffers. Krachtens de voor lopige uitspraak van het Hof mocht hij dat ook doen. Het ligt voor de hand dat Brunink op zijn beurt zal pogen dit feit als een 'mesdoen' in een schadeclaim te verta len. Van Zwieten motiveert dan ook het sleutelprobleem vrij uitvoerig15. Een goede be waring brengt mee dat de stukken achter slot en grendel moeten liggen, tenslotte is hij Van Zwieten nu aansprakelijk voor de stukken, die dagelijks worden geraadpleegd door de heeren van den rade, waarmede wel de heren van raad en rekenkamer bedoeld zullen zijn. Het vertrek waar nieuwe sloten waren aangebracht wordt met camere ende trezorie aangeduid en bevatte ook de rekeningen. Van Zwieten had nu alleen die sleutels veranderd die sloten op de kamer en de koffers in de welke men daghelicx te doene hadde. Waarschijnlijk is hij ook afgebleven van de archieven van Strien, Arkelen, Veurne ende Leerdam. Volgens Brunink werden die archieven in zijn 12 B.H. 3, stuk g; stuk p. (18), blz. 12. 13 B.H. 3, stuk h. 14 B.H. 3, stuk j. 15 B.H. 3, stuk 1; stuk p (50)-(59), blz. 26-30. [324] commissie uitdrukkelijk genoemd, zij het met de vermelding dat zij in trace van vich- tich an den voors. landen van Holland niet en behoerden16. Deze archieven worden niet vermeld in de aanstellingsbrieven die Van Zwieten in 1446, 1450 en 1456 ontving. Vol gens de schrifturen van Van Zwieten had Van Boschuysen dit punt bij dupliek naar vo ren gebracht. Als ik Bruninks advocaat was geweest dan zou ik stellig ook gepoogd hebben Van Zwieten te betrappen op een meer doen en een verder gaan dan in deze sub tiele situatie van node was en verantwoord, dat zou een attemptaai zijn en voor het ge val ik de zaak zou winnen, mijn schadeclaim versterken. Maar ook Van Zwieten had zich van een deskundige procureur voorzien en wel in de persoon van Mr. Griffioen de Smit. Ik neem aan dat Mr. de Smit wel de hand heeft gehad in de schrifturen van Van Zwieten, al mag van een raadsheer van het Hof van Holland in deze wel enige zelfwerk zaamheid worden verwacht. Dat blijkt ook uit een brief van 28 juli aan De Smit waarin Van Zwieten schrijft een concept te hebben gemaakt17. Als zijn procureur yet beters dairtoe doen mocht, dan gelieve hij zijn gang te gaan. De Smit, die ook wel als meester Griffoen le Fèvre wordt aangeduid, zond hem naar ik aanneem de concept schrifturen, waarin Van Zwieten weer enkele wijzigingen aanbracht en clercken regulen van rechte genoech in gescreven hadden. Met name vond Van Zwieten het niet oppor tuun in te gaan op de bewering van Van Boschuisen dat zijn commissie ook betrekking heeft op de archieven van Arkel, Voirne, Put en Asperen. Zolang dat stuk niet op tafel wordt gelegd, hoef ik, Van Zwieten, er niet op in te gaan. Overigens had Van Zwieten ook geen copie van zijn aanstelling bij de hand toen hij zijn procureur op 8 november 1477 schreef: ic vermoede dat Bruninc dairof copiegeeyscht heeft van den exploteur die mij in de possessie stelde. Dat moet dan op 17 april zijn gebeurd18. In zijn antwoord op de dupliek van Van Boschuisen zegt Van Zwieten dat hij krachtens gifte ook den be- waernesse had van de archieven van Strijen, Arkel enz., dat hij er voor betaald werd en dat dit feit in die landen van algemene bekendheid is of zoals hij in zijn stuk zegt voir fame ende ghemeene mare is, maar hij noemt geen datum van zijn commissie, evenmin bevindt dat stuk zich in de proceszak19. Het vreemde is nu dat toen de archieven van Arkel, Putten en Strijen begint 1459 naar 's-Gravenhage werden overgebracht aan zorg en beheer van die archieven juist bijzondere aandacht is besteed. Uitdrukkelijk zegt Ka- rel, de nieuwe heer der heerlijkheden, de latere Stoute, dat hij gezien heeft de brieven, boucken, registeren ende charteren, die ons zeere antreffen wael te doen besteden ende bewaeren by yemant dair men se onder vinden moghe alst noodt wesen zall. Zorg en be heer gingen Karei kennelijk ter harte. En wie kon beter als beheerder als een goet ende 16 B.H. 3, stuk p (61) blz. 31. 17 B.H. 3, stuk m. Mr. Griffioen (Griffon) de Smit (le Fèvre) ook wel die Smit, als hij anno 1469 voor de stad Haarlem optreedt, ook wel de Smet, als hij anno 1481 Engelse kooplui vertegen woordigt en zelfs anno 1484 éénmaal de Smedt. In de Mechelse dossiers zien wij hem passim als procureur in Mechelen optreden voor steden en particulieren. Hij had kennelijk een goede naam, want de stad Haarlem b.v. had hem niet alleen in 1469 als procureur maar ook in 1480 en 1481. De oudste vermelding is van 1464, de jongste van 1504. J. VAN ROMPAEY, De Grote Raad van de hertogen van Bourgondië en het Parlement van Mechelen, Brussel, 1973 sub Fevre, G. le en Smet, Gr. de. 18 B.H. 3, stuk n. 19 B.H. 3, stuk p(61)-(64), blz. 31v. [325]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 67