king geen diensten te zullen verlangen dan in overleg met de welgeboren mannen6. Op 1 september 1347 waren de rollen kennelijk omgedraaid en bevestigde Willem V de rech ten van de Kennemers en Kennemervolgers en stond hun een gemene werf (volksverga dering) toe7. Hij beval echter dat het verbond, dat zij met de West-Friezen en de Zee- vank hadden gemaakt, dood zou zijn en dat zij geen verbond buiten zijn heerlijkheid zouden maken op verbeurte van lijf en goed. Op 11 mei 1355 werden ook de privileges van Alkmaar bevestigd en Willem beloofde de burgers te ontheffen van de doodslagen, roof, brand, schattingen en huisbraak, welke in de oorlog tussen hem en zijn moeder waren voorgevallen8. Onder de lange regering van zijn broer Albrecht, die de zaken kennelijk goed in de hand had, deden zich aanvankelijk weinig opzienbarende gebeurtenissen voor te Alk maar. Op 28 mei 1365 verplaatste hij de jaarmarkt van Paasmaandag naar de maandag na het octaaf van Pasen, wegens de vele ongeregeldheden die op eerstgenoemde dag zouden voorvallen9 en op 27 januari 1368 bepaalde hij, dat iemand drie jaar poorter moest zijn geweest om in het gerecht gekozen te kunnen worden10. Dit vanwege het feit, dat herhaaldelijk vreemdelingen in het stadsbestuur werden opgenomen. Hier stuiten wij op een situatie, die in de komende tijden vaker aanleiding tot moeilijkheden zou ge ven. De graaf van Holland stelde de schout aan en tevens had hij de approbatie bij de jaarlijkse vernieuwing van het bestuur. Het ligt voor de hand dat er voor de grafelijk heid veel aan gelegen was in Alkmaar, dat ongetwijfeld een belangrijk steunpunt was in het onrustige gebied, een betrouwbaar bestuursapparaat te hebben. Op 12 november 1401 breidde Albrecht de wachttijd tot verkiesbaarheid zelfs uit tot zes j^ar11, doch reeds onder zijn opvolger werd dit privilege buiten werking gesteld. Dat dit leidde tot een benauwde oligarchie van partijgangers, die veelal van vreemde en zelfs twijfelachti ge herkomst waren, is althans voor de 15e en begin 16e eeuw duidelijk aantoonbaar12. Op het laatst van zijn leven schijnt Albrecht een minder gelukkige hand van regeren te hebben gehad. Hij werd de speelbal van de Kabeljauwse hofdame Aleid van Poelgeest, die samen met de hofmeester Willem Cuser op 30 december 1392 te Den Haag door Hoeken werd vermoord. De twisten laaiden weer op. Niermeyer vraagt zich af, 'of iets van de pathologische aanleg van zijn broeder zich ook bij Albrecht ging openbaren'13. Ook te Alkmaar waren in die tijd kennelijk moeilijkheden, want in 1390 werden ontbo den die scout, scepenen, rade ende ghemeente van Alcmaer om te beteren dat si tiegen minen here misdaen hebben14. De aard van hun vergrijp blijkt niet, doch op 10 okto ber, St. Victorsdag, 1392 werden het baljuwschap van Kennemerland, het huis de Nieu- 6 Ibidem nr. 20, fol. 65v. 7 Ibidem nr. 21, fol. 48v. 8 Ibidem nr. 2. 9 Ibidem nr. 1903; regest nr. 24. 10 Ibidem nr. 254; regest nr. 25. 11 Ibidem nr. 256; regest nr. 46. 12 W. A. FASEL, 'Claes Corf en zijn omgeving', in Alkmaar Jaarboekje 1971 blz. 67. 13 NIERMEYER, a.w., blz. 112. 14 ARA, Leen- en Registerkamer van Holland, nr. 303, fol. 18v. [314] wenburg en het schoutambt van Alkmaar aan de heer van Arkel in pacht gegeven met de expresse last: voirt en sal die scout van Alcmair voirs. of yemant die van sinen weg- hen dat scoutamt bewaren soude gheen kueren consenteren die dat gherecht van Alc mair maken souden, ten si dat hie minen here ende sinen rade eerst aengebrocht heeft ende myn heer syn consent dair toe ghegeven haddels. Een dergelijke bepaling is bij de aanstelling van een schout noch voor noch na ooit gemaakt en deze was dan ook volstrekt in strijd met de stadsrecht van 1254, dat de schepenen toestond keuren te ma ken bi rade ons scouten16, waarna schepenen ze na een jaar mochten waste maken bi horen ede ende confirmiren. Wel een bewijs derhalve dat Alkmaar op dat tijdstip onder streng toezicht stond. Bij privilege van 7 mei 1395 vergaf Albrecht de stad en poorters van Alkmaar de tegen hem begane breuken en misdaden, uitgezonderd de doodslagen die nog onberecht wa ren en de breuken tegen de vrede die de vredebrekers eigenhandig hadden begaan. De hand die sloeg zalfde tevens, want hij bepaalde dat de schout voortaan begane breuken binnen het jaar moest berechten en verder schonk hij de school en de kosterij aan de parochiekerk, het klerkenambt aan het gasthuis en het bodebeamt aan het H. Geesthuis17. Een en ander geschiedde niet gratis, want Alkmaar betaalde voor dit alles 950 schilden aan de graaf en 50 schilden aan zijn klerk. De vrede blijkt van korte duur te zijn geweest, want op 20 mei 1398 kregen Bertout Pietersz van der Beetse, Roeding Gherytsz, Willem van Delf, Claes Scoutgen ende anders allen den ghenen die mil hun luden uter stede van Alcmair geruemt syn roerende van Gielis doet ende alles des dair uut roeren mach een vrijgeleide om naar Alkmaar te komen18. Deze vrijgeleide is drie maal verlengd, ten teken dat de heren weinig haast maakten19. Op 8 februari 1399 werd de schout van Alkmaar bevolen dat hi ter goeder tijt aenspreken soude mit recht alle die ghene die mit uplopen ende andere saken gebruect hadden van allen pertyen tot Alc mair het sy boven vreden of buten vreden bi nachte of bi dage eer die voirs. brueken eer die geschieden verjaerden20Op 3 april van dat jaar kregen ene Pieter heer Dircsz en zijn gezinden verlof om binnen Alkmaar wapens te dragen en daar te wonen zonder schot te betalen21. Het inlaten van deze vreemde wapendragers heeft de gemoederen wellicht tijdelijk doen bedaren, doch in 1406 waren er opnieuw moeilijkheden. Op 9 februari beloofde graaf Willem VI de keuren van schout en gerecht betreffende van vechteliken die gesciet syn of noch geschien mogen te zullen handhaven22. En vechtpartijen, die niet gezoend wa ren, zou het gerecht zoenen. Het mocht niet baten, want toen Philips van Wassenaar en Philips van Dorp met enige leden van de grafelijke raad in april 1406 naar Alkmaar to gen om een stille waarheid te houden, troffen zij een zo schandelijke toestand aan dat 15 Ibidem nr. 303, fol. 45v. 16 Inv. Stadsarchief, nr. 20, fol. 20v. 17 Ibidem nr. 6; regesten nrs. 36, 38, 39, 41. 18 ARA, Leen- en Registerkamer van Holland, nr. 303, fol. 18v. 19 Ibidem nr. 303, fol. 36v, 60, 70v. 20 Ibidem nr. 304, fol. 49v. 21 Ibidem nr. 304, fol. 54v. 22 Ibidem nr. 306, fol. 60v. [315]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 62