Zoals wij zagen is de Lekdijk ontstaan door aaneensluiting van lokale dijkjes, voorka den ter bescherming van ontginningen, die onderhouden werden in het plaatselijke pu bliekrechtelijke kader. Alleen ten aanzien van de dijk ten westen van Amerongen parti cipeerde ook het achterliggende Langbroek in het dijksonderhoud, maar men kan zelfs daar nauwelijks van interlokale samenwerking op grond van een bilaterale overeen komst spreken, omdat Amerongen en Langbroek beide onder de jurisdiktie van de domproost stonden. De dam bij Wijk heeft de druk op de dijkjes ongetwijfeld doen toenemen en het aaneensluiten ervan tot de ene Lekdijk zal zeker nog in de 12e eeuw hebben plaatsgevonden, maar moet weinig meer dan hoogstens een geringe vorm van samenwerking van aan elkaar grenzende ontginningseenheden hebben vereist. Dat het binnenland hierbij een rol zou gespeeld hebben lijkt uitgesloten. De Lekdijk gaf proble men na een rivieroverstroming in of kort na 1230. Het herstel ervan en de waarschijn lijk daarmee gepaard gaande verzwaring moet hebben plaatsgevonden in het voorjaar van 1234 en geschiedde door de landsheer, waarbij graaf Floris III van Holland zijn broer Otto, elekt van Utrecht, assistentie verleende50. Dat in datzelfde jaar bovendien de lokale regeling van het dijksonderhoud vervangen is door een bovenlokale, lands heerlijke organisatie blijkt uit twee oorkonden, die tot dusver aan de aandacht zijn ont snapt. Op 17 april 1235 bevestigde de elekt een uitspraak van de bisschoppelijke raad over de kwestie of de dos van de kerk van Werkhoven tenetur ad aggeres reparandos vel ad aliquod servitium episcopale?1Het land lag in Dwarsdijk en dus niet in een gerecht, dat aan de dijk grensde, en blijkbaar was het nu plotseling aan dijkplicht onderworpen, ten onrechte overigens volgens de bisschoppelijke raad. De dijkplicht was landsheerlijk servitium episcopale en de landsheer kon er vrijdom van verlenen. Dit deed hij voor het eerst op 14 december 1236 ten aanzien van het land genaamd Slagmaat bij Vechten, dat door Gijsbert van Vechten en zijn broers aan het kapittel van S. Jan werd geschonken52. De elekt verklaarde het exemptam etiam ab aggerum reparatione et ab omni exactione. De landsheerlijke Lekdijkorganisatie is, vergeleken bij andere bovenlokale dijkverban- den, zeer oud. Veel ouder nog is het afwateringsverband met zorg voor de Rijndam, dat eraan voorafging. Het moet dateren van kort na de aanleg van de dam in 1122 en is daarmee het oudste interlokale samenwerkingsverband op het terrein van de wa terstaat, dat wij kennen. De vraag hoe wij ons de organisatie van de Rijndam moeten voorstellen, kommunitair of landsheerlijk, is slechts genuanceerd en onvolledig te beantwoorden. De vroege afwateringsgemeenschappen elders zijn kommunitair en niet landsheerlijk, maar zij hadden meestal niet zo'n belangrijk waterstaatswerk als de dam bij Wijk te verzorgen en de landsheer was in de regel niet direkt belanghebbend. De Rijndam is gelegd ten behoeve van de afwatering onder leiding van de bisschop als voornaamste geïnteresseerde én als drager van het overheidsgezag, bovendien in een groter kader van waterstaatswerken om de voortgang van de handel van Utrecht en 50 Zie over dit bericht bij de kroniekschrijver Johannes de Beke: VAN VLIET, a.w., blz. 64, voor de rivieroverstroming: GOTTSCHALK, Stormvloeden, I, blz. 163, voor de juiste date ring van het dijkherstel: HENDERIKX, 'De zorg voor de dijken', blz. 426 nt. 94. 51 OSU, II, nr. 880. 52 OSU, II, nr. 906. [264] Muiden te waarborgen. Het onderhoud rustte op het kollektief van oudlandse en nieuwlandse nederzettingen, maar wij mogen zonder meer aannemen dat de bisschop de hand heeft gehad in de verdeling ervan. De uitvoering van het onderhoud veron derstelt een minimum van samenwerking en toezicht. Omdat echter de bisschop de be langrijkste deelhebber in de samenwerking was en ook het toezicht wel aan zich zal heb ben getrokken, is het kommunitaire en het landsheerlijke aspekt hier moeilijk te schei den. Aan een afzonderlijk lichaam, belast met het toezicht behoeven wij zeker niet te denken. Ook afwateringsverbanden elders hadden trouwens lang niet altijd aparte li chamen of funktionarissen. Bij de oprichting van de landsheerlijke Lekdijkorganisatie in 1234 ging de Rijndamorganisatie daarin op. Het heemraadschap is geografisch dui delijk geënt op de Rijndamorganisatie en omvatte dan ook mede het zuidelijke Vecht- gebied, zodat het zich verder naar het noorden uitstrekte dan zuiver uit het oogpunt van dijkbelangen noodzakelijk was. Niet de bescherming door de Lekdijk, maar de af watering op de Kromme Rijn en de Vecht hebben de uitgestrektheid van het heemraad schap in noordelijke richting bepaald. Tot slot keren wij terug naar ons uitgangspunt. Wij menen te hebben aangetoond dat de dam bij Wijk een zuiver Stichtse aangelegenheid was, waar geen enkele andere landsheer dan de bisschop mee te maken had. Bisschop Govert moet het in 1165 dan ook als een brutaliteit hebben beschouwd, dat na bijna een halve eeuw het bestaan van zijn dam ter diskussie werd gesteld. De Utrechtse delegatie naar de keizer werd dan ook met zorg samengesteld. Volgens de getuigenlijst van het keizerlijk diploma blijken bij de uitspraak van november 1165 aanwezig te zijn geweest: Willem de Schele uit het geslacht Van Goye53, kleinzoon van de in 1122 afgezette graaf van Lek-en-IJssel en de hoogste edele uit het Kromme Rijngebied; Gerrit, schout van Utrecht en dus de burgers vertegenwoordigend; Lubbert van Odijk namens de Rijndamorganisatie; Elias van Ter Aa uit de Vechtstreek; Willem van Schalkwijk en Dirk van Jutphaas uit het gebied dat afwaterde op de Vaartse Rijn, gegraven dankzij de dam bij Wijk. Daarnaast nog Eg- bert van Amstel en Herman van Woerden uit de getroffen ontginningsgebieden achter de pas gelegde Zwammerdam. Betere vertolkers van het Utrechtse standpunt: voor de dam bij Wijk en tegen de Zwammerdam, had de bisschop zich niet kunnen wensen. SUMMARY The Dam at Wijk The existence of a dam across the Rhine at Wijk bij Duurstede is first confirmed in an imperial charter of 1165. This dam channelled the water into a tributary, the Lek; the section of the Rhine behind this dam flowed through Utrecht to Muiden on the Zuider Zee and became known as the Kromme Rijn and Vecht respectively. The date of the construction of this dam, which always had been uncertain, can now be placed in the 53 VERMAST, a.w., kol. 301-303. [265]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 37