deel van de lijst zal dus zeker reeds tijdens bisschop Radbod (901-918) zijn gewerkt. Tot
deze oude kern behoort mogelijk ook de notitie betreffende de bezittingen in de IJ-
selstreek die samen met de vermelding van goederen in de onbekende gouw Germepi
precies tussen de opsomming van bezittingen in de Vechtstreek en het Oude-Rijn-
gebied in staat34. Daarentegen vormt de optekening inzake het bezit te Vreeswijk de
afsluiting van een grote groep aanvullingen zonder enig geografisch verband die achter
het oudste gedeelte zijn bijgeschreven35.
Belangrijk voor ons is te weten uit welke periode de informatie stamt waarop de gege
vens in de lijst zijn gebaseerd, in het bijzonder die betreffende Vreeswijk en de IJsel.
Dat de opstellers van de lijst in ruime mate gebruik hebben gemaakt van oorkonden uit
een veel vroegere periode is door Blok uitvoerig uit de doeken gedaan36. Ook de langs
mondelinge weg verzamelde gegevens gedacht kan worden aan enquêtes e.d. blij
ken soms aanwijsbaar betrekking te hebben op de periode voor de onttakeling van het
goederenbezit tijdens de Noormannenheerschappij in de jaren 863-88537. De vraag is
echter of werkelijk alle opgesomde bezittingen en rechten teruggaan tot de periode vóór
863, dan wel of ook bezit verworven na 885, onder andere in de periode waarin aan de
lijst is gewerkt eveneens is opgenomen. Hoogstwaarschijnlijk is het laatste niet het ge
val. Zowel in het oudste deel als in de latere aanvullingen leiden alle voorhanden zijnde
dateringselementen hetzij van naamkundige, hetzij van diplomatische, hetzij van
inhoudelijke aard zonder uitzondering naar de tijd vóór de Noormannenperiode38.
bedoeld lijdt geen twijfel. De visserij in de Oud-Rijnmond is een koninklijk recht en juist
graaf Gerulf wordt in 889, KOCH, OHZ, I, nr. 21, met koninklijke goederen in dit gebied be
giftigd. Gerulf zal zijn gestorven voor 916 in welk jaar wij in het gevolg van de Westfrankische
koning Karei de Eenvoudige, KOCH, OHZ, I, nr. 26, de graven Dirk en Waldger tegenko
men, wel haast zeker de zonen van Gerulf. Dirk I zal zijn vader dan reeds als graaf van West
friesland Holland) zijn opgevolgd.
34 GYSSELING, KOCH, I, nr. 195, blz. 338. In pago Germepi tam terris quam etiam pascuis
seu piscationibus vel de omnibus rebus V pars sancti Martini, sicut etiam Isla aqua currit, in
silvis et in pascuis seu piscationibus V pars sancti Martini.
35 O.c., blz. 340. De aanvullingen besluiten met het bezit van de kerk van Utrecht binnen de ko
ninklijke domeinen Northwalde en Medemblik, gevolgd door necnon etiam Fresionowic to-
tum sancti Martini, in terris, silvis, pascuis, aquis et piscationibus. Dat met Fresionowic
Vreeswijk is bedoeld is wel zeker. Vreeswijk is later in de 13e eeuw bisschoppelijk en behoort
niet zoals door Hoek wordt verondersteld tot het oude bezit van de Hollandse grafelijke fami
lie. Wij komen daar t.z.t. op terug. C. HOEK, 'De heren van Voorne en hun heerlijkheid', in
Van Westvoorne tot St. Adolfsland (Middelharnis, 1979) blz. 115-145, met name blz. 137.
36 BLOK, 'Goederenregister', blz. 97-100.
37 BLOK, o.c., blz. 101-102, acht het mogelijk dat een deel van de lijst teruggaat op enquêtes.
Zie verder noot 38.
38 De goederenlijst bevat de volgende dateringselementen, de interpolaties van na 948 buiten be
schouwing gelaten. In het deel van de lijst dat hoogstwaarschijnlijk tot de oudste kern be
hoort: 1. Bezittingen te Dorestad (777), GYSSELING, KOCH, I, nr. 178. 2. Vechten, Feedna
(723), o.c., nr. 173. 3. De schenking te Hovarathorpa door Radulf en Erulf, gezien het ver
band met hierna 12. 4. Het bezit te Rothulfvashem in verband met hierna 12. 5. Het zesde deel
van de visserij in de Oude-Rijnmond zie hiervoor noot 33 quam Gerulfus habet. Wan
neer Gerulf deze visséKj van de koning ontvangt dan wel usurpeert (rond 889?) worden de
kennelijk veel oudere rechten van de kerk van Utrecht vergeten. 6. Het derde deel van Texel,
[238]
Daarentegen is de enige ons bekende schenking uit de jaren 885-948 binnen het gebied
van de goederenlijst, de hiervoor behandelde schenking van 944 aan de kapittels Dom
en Oudmunster niet in de lijst verwerkt39.
Wijzen derhalve de gegevens voor de lijst in zijn totaliteit slechts in één richting, name
lijk inventarisatie van uitsluitend vóór 863 verworven goederen conform het veron
derstelde doel van de lijst, speciaal voor Vreeswijk en de bezittingen langs de IJsel kan
een aantal argumenten worden toegevoegd die het zo goed als zeker maken dat deze be
zittingen vóór de Noormannenheerschappij in handen van de kerk van Utrecht zijn ge
komen. In beide gevallen gaat het ongetwijfeld om koninklijke schenkingen. Volgens
de lijst bezit de kerk van Utrecht in en langs de IJsel een vijfde deel van alle bossen, wei
den en visrechten waarbij de formulering sicut etiam Isla aqua currit, in silvis et in pas
cuis seu piscationibus Vpars sancti Martini gelet op de pertinentieformule aan een oor
konde zal zijn ontleend. Het gaat hier om bezit in een naar het schijnt nog nauwelijks
ontgonnen uitgestrekt gebied, waarover de zeggenschap op grond van stroom- en wil-
dernisregaal toekomt aan de koning. Ook de globale omschrijving van het bezit, een
vijfde deel, doet aan een koninklijke schenking denken, namelijk aan niets anders dan
een verdubbeling van de decima regalis, het tiende deel van alle fiscale goederen en in-
in verband met hierna 13. 7. De decima regalis van tollen en andere inkomsten van de fiscus
(753), o.c., nr. 175. De tekst van de lijst gaat terug op de dispositie van de bevestigingsoorkon-
de van Lodewijk de Vrome uit 815, o.c., nr. 179, merkwaardigerwijs niet op de bevestigings
oorkonde van Zwentibold uit 896, o.c., nr. 187, waar de formulering is gebaseerd op de narra
tio van de oorkonde van Lodewijk de Vrome, en evenmin op de bevestigingsoorkonde van
Hendrik I, ca. 925-930, o.c., nr. 189. 8. Een aantal archaïsche vormen in persoons- en plaats
namen die wijzen op het gebruik van oorkonden of notities uit een tijd ver voor de periode
waarin de lijst is opgesteld. Zie hierover BLOK, 'Goederenregister', blz. 97. In de aanvullin
gen op de lijst: 9. Bezit op Wieringen in Alvitlo. Zie BLOK, o.c., blz. 94, 100. De vermelding
van grondbezit met bijbehorende servi gaat terug op een schenkingsoorkonde maar geeft te
vens aan dat de bezitsverhoudingen ten tijde van de optekening volledig zijn veranderd. 10. In
Stroe worden genoemd 72 hoeven die van de koning, de kerken van Utrecht en Luik en de ab
dijen van Fulda, Echternach en Werden zijn geweest (quae fuerunt). Dan volgt een opsom
ming van de horigen die aldaar aan Utrecht toebehoren, kennelijk ontleend aan een
schenkingsoorkonde, met het land dat zij hebben gehad (cum terra quam habuerunt). Zie
BLOK, o.c., blz. 94. 11. Op naamkundige gronden: Landiage, Hlithum. Zie BLOK, o.c., blz.
97, 102. 12. In het oudste deel van de lijst is sprake van bezit te Rothulvashem. De aanvullin
gen geven nadere informatie waarin sprake is van een schenking van Radulf en Aldburga. Een
oude schenkingsoorkonde of notitie moet hieraan ten grondslag liggen gelet op de zeer archaï
sche vorm Hrothalvashem. Ook blijkt de plaats sedert de schenking van naam te zijn veran
derd Hrothalvashem quod modo dicitur Rinasburg). Zie BLOK, o.c., blz. 97, 98-99, 102. Zie
ook H SARFATIJ, 'Die Frühgeschichte von Rijnsburg (8.-12. Jahrhundert), ein historisch-
archaologischer Bericht', in Ex horreo, IPP 1951-1976, Cingula IV (Amsterdam, 1977), blz.
290-302 13. Op Texel bezit de kerk van Utrecht alle kerken en een derde deel van het land dat
aan de koning behoorrfe (que ad regem pertinebat) naast andere landerijen geschonken door
gelovigen. Al dit bezit is onaangetast gebleven tot de tijd van wijlen bisschop Odilbold (866-
899). De goederen zijn dus vóór Odilbolds episcopaat in het bezit van de kerk van Utrecht ge
komen. Zie BLOK, o.c., blz. 94.
39 Dat de schenking van 944 speciaal bestemd is voor de twee kapittels en niet voor de kerk van
Utrecht als geheel doet, daar de lijst bedoeld is om de aanspraken van de kerk naar buiten
kracht bij te zetten, uiteraard niet ter zake.
[239]