[230] eeuw nieuw materiaal is aangedragen en wel voornamelijk van geologische en archeolo gische aard. Uit deze gegevens blijkt dat reeds in de Romeinse tijd de Neder-Rijn met als hoofdstroom het tracé Kromme Rijn-Oude Rijn, een niet al te omvangrijke zijtak heeft gekend die vanaf Wijk bij Duurstede westwaarts stroomde. Deze tak, de voor het eerst op basis van stroomruggenonderzoek door Vink (1926) in kaart gebrachte Lin- schotenstroom, volgde - zie kaart blz. 230 - tot Culemborg globaal de loop van de te genwoordige Boven-Lek en vandaar de Blokhovenserug, de Hagesteinserug, de Boven- Usel tot Montfoort en de Linschotenrug, om zich tenslotte bij Woerden weer met de hoofdstroom van de Neder-Rijn te verenigen3. Na de Romeinse tijd is de functie van deze stroom overgegaan op de huidige Lek en in mindere mate op de Hollandse IJsel (hierna kortweg IJsel), beide stromend naar het Maasmondestuarium. Op de manier waarop dit is gebeurd is voor wat de Lek betreft licht geworpen door de bodemkundigen De Boer en Pons in hun studie over de bodem van de Vijfherenlanden (I960)4. Zij gaan uit van de langs de Lek op een aantal plaatsen voorkomende oever- gronden, een zeer zandig type stroomruggrond dat in het rivierkleigebied wordt aange troffen daar waar een rivier door eigen oeverwallen of oude stroomruggen is heenge broken dan wel de zandkernen van oude stroomruggen heeft aangesneden5. De Boer en Pons karteren in de Vijfherenlanden oevergronden langs de Lek onder Everdingen, Ha- gestein, Helsdingen en Leksmond, op plaatsen waar even stroomopwaarts de stroom- rug van de oude Linschotenstroom de tegenwoordige rivier kruist. Hieruit leiden zij af dat het huidige Lektracé is ontstaan na een dubbele doorbraak van de oeverwallen van de Linschotenstroom. Deze doorbraak moet het gevolg zijn geweest van een sterke toe name van de aanvoer van Rijnwater. De oude, reeds vérgaand verlande Linscho tenstroom heeft deze watermassa al snel niet meer kunnen verwerken zodat het water zich een nieuwe uitweg heeft gebaand naar het zuidwesten, richting Maasmond6. Dit 3 T. Vink, De Lekstreek (Amsterdam, 1926) blz. 116-176; T. VINK, De rmerstreek (Baarn, 1954) blz 415-419; L. J. PONS, De geologie, de bodemvorming en de waterstaatkundige ont wikkeling van het Land van Maas en Waal en een gedeelte van het Rijk van Nijmegen ('s- Gravenhage, 1957) blz. 58, 63; TH. A. DE BOER en L. J. PONS, Bodem en grasland in de Vijfheerenlanden (Wageningen, 1960) blz. 9, 11, 14, 26-29; A. VERBRAECK,.ToeItchUngb, de geologische kaart van Nederland 1:50.000, blad Gorinchem Oost (38 0) (Haarlem, 1970) blz 65 87 Zie ook: Bodemkaart Zuid-Holland, Utrecht, schaal 1:200.000, in Atlas van Ne derland ('s-Gravenhage, 1963-1977) blad IV, 6. VINK, Lekstreek, blz. 117 Rmerstreek, blz. 136, beschouwt de Linschotenstroom zowel als zijtak van de Neder-Rijn als via de rug Tiel- Beusichem, van de Waal. 4 DE BOER en PONS, Vijfheerenlanden, blz. 14, 28-29. w 5 K. HOEKSEMA, 'Enkele aanvullende bodemkundige beschouwingen in C. H. EDELMAIN e.a. Een bodemkartering van de Bommelerwaard boven de Meidijk ('s-Gravenhage, 1950) blz. 85-86. L. J. PONS, 'Oevergronden als middeleeuwse afzettingen en overslaggronden als dijkdoorbraakafzettingen in het rivierkleigebied', in Boor en Spade 6 (1953) blz. 126-133, PONS, Maas en Waal, blz. 51-53. 6 DE BOER en PONS, Vijfheerenlanden, blz. 14, 28-29. Ongetwijfeld monden de Lek en de IJ sel van meet af aan uit in de rivier die in de middeleeuwen van Gorinchem tot Vlaardingen Merwede wordt genoemd (thans: Merwede-Noord-Nieuwe Maas). Voor de bij sommigen e- vende veronderstelling dat de Merwede pas later zou zijn ontstaan zien wij geen enkele aanlei ding. Wij komen daar elders op terug. [231]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 20