castrum, waarbinnen de Onze-Lieve-Vrouwekerk was gelegen en vlak bij de zich ten
noorden van het castrum bevindende handelsnederzetting met de markt. Door zijn
gunstige ligging op het kruispunt van de druk bevaren Maas met de oude landweg van
Keulen via de brug over de Maas naar Boulogne, was de stad vanouds een belangrijk
handelscentrum. Bekend is de beschrijving door Einhard die er in 830 op zijn doorreis
naar Aken een drukte van belang aantrof: Traiectus... habitantium etpraecipue negoti-
atorum multitudine frequentissimus4 1De verering van Sint Servatius zal velen naar de
abdij gebracht hebben.
Bij hun verschillende tochten vanuit het kamp te Asselt hebben de Noormannen in 881
ook Maastricht aangedaan, naar ons de Annates Fuldenses melden. Hierbij zouden zij
volgens de in het begin van de 10e eeuw schrijvende Regino het castrum Traiectum
castrum) verwoest hebben42. Het is niet bekend welke omvang deze verwoesting had.
De gegevens uit 889 en 898 lijken een grote schade aan de abdij uit te sluiten. Misschien
heeft de stad, in het bijzonder het castrum, meer geleden. Het valt immers op dat in de
oorkonden van 889 en 898 (en dat zijn onze enige bronnen uit deze tijd na 881) bij de
benoeming van de abdij geen sprake is van enige term die wijsfop een stad. De oorkon
de van Arnulf uit 889 meldt abbatiam sancti Servasii confessoris quae vocatur Treiecta,
de oorkonden van Zwentibold in DZ 20 abbatia sancti Servatii Treiectensis monasterii
en in DZ 21 abbatia... vocabulo Traiecta. Juist in onze oorkonden uit 919 is dit anders.
Het placitum spreekt over de abbatia sancti Servatii quae est constructa in Trajecto en
vooral het preceptum valt op door haar aanduidingen: naast de in het begin van deze
bijdrage al geciteerde beschrijving in de dispositie abbatiam in Trejecto is er in de nar
ratio de aanduiding abbatiam... in loco Trejectis nuncupato. Dit is de eerste maal sinds
881 dat de plaats Maastricht weer in de bronnen genoemd wordt. Welke vernietigingen
er in 881 ook zijn aangebracht, in 919 is er in ieder geval weer sprake van de stad.
Deze stad zal op de bezitter van de Sint-Servaasabdij een grote aantrekkingskracht heb
ben uitgeoefend43. Een pogen om daar bezit en rechten te hebben mag dan ook veron
dersteld worden, al hebben wij daarover ten aanzien van Reinier en Giselbrecht vóór
919 geen bronnen. De vele bezittingen van vader en zoon rondom de stad (Reinier stierf
in 915 in de door hem beheerste palts Meerssen), haar strategische ligging en het econo
misch belang maken het echter waarschijnlijk dat men naar rechten in deze stad ten
minste gestreefd zal hebben. Algemeen wordt aangenomen dat Giselbrecht in
Maastricht na 928 in ieder geval zijn residentie heeft gehad, ook al is de bron waaruit
wij dit kunnen afleiden de pas aan het einde van de 11e eeuw geschreven Translatio
sancti Servatii van Iocundus44.
41 Uitgeg. door C. VAN DE KIEFT in Elenchusfontium historiae urbanae, deel 1 (Leiden, 1967)
blz. 419.
42 Annates Fuldenses, uitgeg. door F. KURZE (Hannover, 1891, M.G.H. Scnptores rerum Ger-
manicarum in usum scholarum) blz. 96-97. REGINO, a.w., blz. 260.
43 DEETERS, a.w., blz. 38-39, 90-100, 110; ROTTHOFF, a.w., blz. 104-106 over de oorsprong
van het stedelijk grondbezit uit rijksbezit.
44 SPROEMBERG, a.w., blz. 136-137, waar ook het citaat uit Iocundus. De door ROTTHOFF,
a.w., blz. 104 veronderstelde schenking van Maastricht aan Giselbrecht in 922 berust op het
vooral t.a.v. de chronologie niet erg betrouwbare geschiedverhaal van Richer van Reims. Zie
verder vooral DEETERS, a.w., blz. 116-117.
[226]
Wij weten dus niet of Reinier en Giselbrecht in 898 en 919 bezittingen of rechten in de
stad Maastricht hadden en aan wie deze rechten of bezittingen dan na hun confiscatie
zijn gekomen. Een kleine aanwijzing is misschien te vinden in de hier nog niet vermelde
oorkonde van koning Lodewijk het Kind van 18 januari 908, waarin hij de bisschoppe
lijke kerk van Luik bevestigt in een aantal rechten. Daaronder zijn tol en munt te
Maastricht die eens door Lodewijk aan de bisschop van Luik gegeven zijn met instem
ming van Albuin, die daar toen graaf was teloneum ac monetam de Traiecto nostra
donatione cum consensu Albuini eo tempore illius comitis concessam)45Wanneer deze
schenking precies heeft plaatsgevonden is onbekend, ook al omdat graaf Albuin uit
geen enkele andere bron bekend is. Zou het volgende gebeurd kunnen zijn? In 898 ver
liest Reinier ook zijn rechten in Maastricht en deze komen aan een zekere Albuin, die
ten tijde van Lodewijk instemt met een schenking van de Maastrichtse tol en munt aan
de kerk van Luik. Reinier is immers na 900 terug in Lotharingen en heeft zich op een
gegeven moment weer van de Sint-Servaasabdij meester gemaakt. Om hem in te tomen
worden tol en munt aan een ander, en wel aan de kerk van Luik gegeven, cum consensu
Albuini46. Dat juist de kerk van Luik munt en tol in Maastricht krijgt is niet zo verras
send. Er bestond immers reeds lang een band tussen deze kerk en een gedeelte van de
stad. De Luikse bisschop had namelijk eerder zijn zetel in Maastricht gehad en wel in de
Onze-Lieve-Vrouwekerk. Na het vertrek uit Maastricht was deze kerk c.a. aan Luik ge
bleven. Vanuit die positie zullen de bisschoppen de gebeurtenissen rond de Sint-
Servaasabdij nauwlettend gevolgd hebben, al hebben wij geen berichten over een actief
zich bezighouden met de strijd tussen de aartsbisschop van Trier en Reinier. Wanneer
echter rechten in de stad Maastricht aan de orde komen, dan mengt ook de Luikse bis
schop zich in de strijd.
Zo vinden wij in 908 in de stad Maastricht twee heren tegenover elkaar: Reinier en de
Luikse bisschop Stephanus. En dit feit lijkt ons van groot belang voor de voorgeschie
denis van de Maastrichtse tweeherigheid. Bij een behandeling van deze tweeherigheid
zal men de gegevens uit 908 niet mogen verwaarlozen.
Ook later zullen de bisschop van Luik en Giselbrecht eikaars rivalen zijn. Dat brengt
ons tot de laatste kanttekening bij de oorkonden uit 919. Wij noemden al de Luikse
graaf Segardus, die voorkomt in de lijst van de rechtsprekende graven in Herstal op 13
juni. Onder de in de lijst genoemde bisschoppen bevindt zich ook bisschop Stephanus.
De lijst geeft alleen de eigennamen van de vijf bisschoppen en niet de namen van hun
bisdommen. Derhalve kan met Stephanus zowel de bisschop van Luik als die van Ka-
merijk bedoeld zijn. Beiden waren tijdgenoten. Gelet echter op de plaats van handeling
(Herstal) en vooral op de bestaande rivaliteit tussen bisschop en Giselbrecht rond Luik,
rond maar waarschijnlijk ook binnen Maastricht, lijkt het ons aannemelijk dat wij hier
te maken hebben met de Luikse bisschop Stephanus.
45 DLhK 57. Ook in deze oorkonde is geen aanduiding voor de stad Maastricht te vinden.
46 Zo is de bisschop van Luik op dezelfde wijze begunstigd als de aartsbisschop van Trier, die in
902 van Lodewijk tol en munt in Trier kreeg, per consensum Wigerici comitis. DLhK 17.
[227]