structuur van deze nederzetting is bij gebreke van voldoende gegevens uit opgravingen nog maar weinig bekend. Bij onderzoek in een ervan te Ablasserdam werd alleen een aantal graanschuren gevonden die gelegen waren op de stroomrug langs de restgeul van de stroom. Opvallend waren de vele vondsten van Romeinse importen tegen zeer weinig inheems materiaal21. Dit verschijnsel, dat overigens ook elders op de Zuidhollandse ei landen is geconstateerd22, werd eveneens waargenomen op een vindplaats even westelijker23. Het zou kunnen wijzen op een gerichte agrarische politiek van de Romei nen in dit gebied voor de periode eind le tot midden 3e eeuw na Chr.: graanleveranties aan de garnizoenen langs de (Oude) Rijn24? In de vroege middeleeuwen is het gebied van de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden vrij wel onbewoond geweest. Archeologische vindplaatsen van enig belang uit die periode zijn, op een enkele na te Helsdingen, niet bekend. Naar de reden kan men gissen, maar het is een opmerkelijk verschijnsel. Vestiging in dit gebied schijnt eerst weer interessant te zijn geworden tijdens de late middeleeuwen toen het veen ontgonnen werd (10e-13e eeuw)25. Aanvankelijk gebeurde dit vanaf de randen van de Waard langs de grote rivieren26. In een volgende fase dienden de centrale veensfroompjes als bases, van waaruit het binnenland werd opengelegd. Dit ging gepaard met het opwerpen van indi viduele huisterpen. Dit zijn in het ster-gebied de zeer kenmerkende monumenten van deze bewoningsfase. Men vindt ze verspreid door de gehele Waard, echter in veel geval len gesitueerd langs de veenstroompjes. De ketens van terpjes langs de Giessen en de Alblas vormen de duidelijke voorbeelden. Het zijn deze huisplaatsen die, vooral in het centrale deel van de Waard, het huidige landelijke nederzettingspatroon hebben ge schapen. Waar archeologische waarnemingen in huisterpen hebben plaats gevonden, blijkt de bewoning er aan te vangen in de vroege 12e eeuw. De meeste dateren echter uit de late 12e en de eerste helft van de 13e eeuw, een enkele van nog iets later. Alle lijken te begin nen als boerderij op het vlakke veld, maar werden binnen enige tientallen jaren door ophoging tot individuele huisterpen verheven. Dit proces stopt overal in de loop van de 15 ^p'ege* H'storiael 9 (1974) blz. 234; Jaarverslag van de ROB 1973, blz. 14- Bijvoorbeeld te Poortugaal op het eiland IJsselmonde (zie C. HOEK, 'Oudheidkundig bodemonderzoek te Rotterdam en omgeving in 1972', in Rotterdams Jaarboekje 1973 blz 108-136, spec. blz. 113). 23 H. A. DE KOK in Westerheem 13 (1964) blz. 47-49. W. A. VAN ES, Romeinen, blz. 117 vlg.; J. H. F. BLOEMERS, 'Engelse drop. Een poging tot ontleding van het Romanisatieproces in Nederland', in Westerheem 29 (1980) t.p.; W. GROENMAN - VAN WAATERINGE, 'Grain storage and supply in the Valkenburg castella and Praetonum Agrippinae', in B. L. VAN BEEK, R. W. BRANDT en W. GROENMAN- 25 VAN WAATERINGE (eds.), ExHorreo (Amsterdam, 1977) blz. 226-240, spec. blz. 231-235. P. A. HENDERIKX, 'De oprichting van het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard in 26. n 1' m H°"and 9 (197?) bIZ' 212"22.2' m-n' bIz' 214'215 en de daar genoemde literatuur, at de grote rivieren de oorspronkelijke ontginningsbases zijn geweest valt af te leiden uit historische bronnen; archeologische gegevens daarvoor zijn er echter (nog) niet. [468] 14e eeuw en sedertdien lijkt weinig of geen ophoging meer te hebben plaats gevonden27. Vele terpjes zijn ook hedentendage nog als boerenplaats in gebruik en om die reden niet op te vatten als monumenten met een voornamelijk archeologisch belang. De onbe bouwde terpen, een veertiental verspreid over het gehele gebied28, zijn dit echter wel; zij vormen een getrouwe afspiegeling van het nederzettingspatroon uit de ontginningsperi ode. Nauw met de ontginning hangt samen het ontstaan van de kastelen in de Waard als vestigingsplaatsen van de voornaamste ontginners. Ook hier weer enkele punten van vroege ontginners langs de grote rivieren, zoals het huis van de Heren van de Lek op de Schonenburgse heuvel en het kasteel van Langerak. In een latere fase ontstaan de hui zen van de grote 'ondernemers' in het binnenland, zoals het huis van de Heren van Tei- lingen te Alblasserdam (later bekend als Huis Souburg) en de Giessenburg van de He ren van Brederode. De politieke ontwikkeling van het geslacht Van Arkel in het grens gebied van Holland, Utrecht en Gelre heeft in de 13e en 14e eeuw een grote toename van kastelen met name in het gebied van de Vijfheerenlanden tot gevolg gehad. Geen van de kastelen in de Waard29 is meer in zijn middeleeuwse staat aanwezig, van vele is de onbebouwde plaats in de huidige topografie te herkennen, van enkele zijn enige archeologische gegevens bekend, en één, het kasteel De Bol te Vianen, is bijna geheel opgegraven30. De laatste fase in de ontwikkeling van de bewoning is een bescheiden urbanisatie, die zich geheel en al aan de randen van het gebied heeft afgespeeld. De continue bewoning van de stedelijke centra tot aan de huidige dag vraagt om een specifieke beheerspolitiek van de ondergrond als archeologisch monument31. De steden van de Alblasserwaard- Vijfheerenlanden lijken daarom geen rol te spelen in ons ster-gebied. Een uitzondering vormt de stad Hagestein. Dit stadje werd aan het begin van de 14e eeuw gesticht als op ponent van Vianen, kwam echter niet tot ontwikkeling en verdween na ruim een eeuw weer als stedelijke nederzetting. Ofschoon er archeologisch nog betrekkelijk weinig van bekend is, is deze unieke stads-'Wüstung' door zijn duidelijke herkenbaarheid in de moderne topografie een bijzonder archeologische monument. De grondige kennis, waarop het nu gegeven overzicht van de archeologische monumen- 27 Vroege 12e eeuw: twee huisterpen te Giessenburg (H. SARFAT1J in Holland 8 (1976) blz. 276); loop 12e eeuw: te Oud-Alblas (G. VAN DEN BEEMT in Westerheem 18 (1969), blz. 55) en in Giessendam (A. DE HAAN, "Den Eendenbout". Verslag van een opgraving in een Giessendamse woonheuvel. Hardinxveld-Giessendam, 1979); 12e-13e eeuw: twee te Oud- Alblas (L. P. LOUWE KOOI JMANS in Nieuwsbulletin Kon.Ned. Oudheidk. Bond 1967, blz. 90-91; G. VAN DEN BEEMT, Oud-Alblas, woonheuvelonderzoek (rapport, z.jnr. 33); 14e eeuw: Papendrecht (L. P. LOUWE KOOIJMANS in Nieuwsbulletin Kon.Ned.Oudheidk. Bond 1967, blz. 91). 28 Zie de na deze bijdrage opgenomen lijst. 29 In een globaal overzicht (G. B. PELLIKAAN, 'Onze Heren in de middeleeuwen', in Onze streekhistorie; bijdragen over de historie van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden [1] (1963) blz. 12-17) worden 19 kastelen opgesomd. Men zie ook de hierna opgenomen lijst van terreinen. 30 J. G. N. RENAUD, 'Le chateau du XlIIme siècle aux Pays-Bas', in Berichten ROB 23 (1973) blz. 435-458, spec. blz. 449-450. 31 Zie voor de ontwikkelingen dienaangaande Jaarverslag van de ROB 1978, blz. 4-5. [469]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1980 | | pagina 139